Arsacal
button
button
button
button


Vat moed! God wil gebruik maken van jouw gaven!

Overweging Preek - gepubliceerd: zaterdag, 9 april 2016 - 1000 woorden
Vat moed! God wil gebruik maken van jouw gaven!

Op de derde zon­dag van Pasen krijgen de leer­lin­gen een déja vu: zoals eens, toen zij Jezus had­den ontmoet, staat hun Heer weer aan de kant van het meer en vraagt hen de netten uit te werpen...

Homilie

Zwak en klein

Mis­schien heeft U een rus­tig en standvas­tig geloof
en verlaat U zich altijd helemaal op God,
maar toch ben ik blij
dat Onze Lieve Heer als apos­te­len een aantal mensen heeft uitgekozen,
die daar niet zulke sterren in waren,
waar­mee Jezus op dat gebied
wel het een en ander te stellen had.
Zo kunnen degenen die wél hun moei­lijk­he­den hebben,
die weleens moeten worstelen met hun geloof
zich herkennen in deze mannen,
die toch steeds weer een nieuwe kans kregen
al waren ze zwak en klein geweest.

zeven

Jezus verschijnt in dit evan­ge­lie aan zeven van zijn apos­te­len.
Drie van die apos­te­len wor­den met name genoemd.
Het zijn Petrus, Thomas en Natanaël,
die ook Bar­tho­lo­meus wordt genoemd.
Petrus had zijn Heer verloochend toen Jezus moest lij­den;
toen wilde hij Hem niet meer kennen;
Thomas had niet willen geloven
dat Jezus verrezen was
voordat hij met zijn vin­gers
de won­den zou hebben aan­geraakt;
en Nathanael-Bartholomeüs had uit­ge­roe­pen:
- toen hij voor het eerst over Jezus hoorde -
"Kan er uit Nazaret iets goeds komen?",
want hij kon eerst niet geloven
dat iemand uit een zo gewoon en een­vou­dig dorpje
de messias zou zijn en de zoon van God.
Ook het besluit om te gaan vissen ligt in die­zelfde lijn.
Vroe­ger waren zij vissers geweest
en daar aan de kant van het meer had de Heer gestaan
die hen ge­roe­pen had
en hen een won­der­ba­re vis­vangst had laten doen.
Zo waren zij ooit Zijn leer­lin­gen gewor­den.

Terug naar af


Terug­gaan naar Tiberias, naar het meer van Galilea,
terug naar hun eigen streek,
ver weg van de stad Jeru­za­lem, waar Jezus was gestorven,
wil zo ongeveer zeggen:
ons leven met Jezus is afgelopen,
dat heeft geen toe­komst meer,
waartoe Hij ons heeft ge­roe­pen,
dat is doodgelopen,
we moesten maar weer ons oude beroep opnemen.
Dat ze gaan vissen betekent dus zo ongeveer
dat ze het niet meer zien zitten,
ze haken af!

Petrus, een zwakke broe­der

Petrus neemt het ini­tia­tief.
Hij was door Jezus als lei­der aan­ge­steld
en aan het einde van deze ver­schij­ning zal Jezus dat driemaal herhalen.
Dat stukje hebben we niet meer gelezen.
Drie keer vraagt Jezus dan
aan Petrus die Hem drie keer had verloochend:
Hou je nou wel echt van mij?
En Petrus zal dan ontroerd uitroepen:
"Heer, U weet alles,
U weet dat ik U bemin".
En Jezus stelt hem dan aan
als her­der van zijn kudde.
Hier loopt hij eerst voorop
in zwak­heid en gebrek aan geloof.
Hij ziet het niet meer zitten,
hij gaat maar vissen;
en straks als hij Jezus ziet aan de oever van het meer,
dan zwemt hij in zijn en­thou­sias­me
met zijn kleren aan naar Jezus toe.
Zo was Petrus,
soms was hij ont­moe­digd en zwak,
soms zag hij het weer zitten
en dat zijn dan z'n goede momenten,
en op die goede momenten kiest Jezus hem uit
al kent Hij ook nog zo goed zijn zwakke kanten.
En zo is het eigen­lijk met ieder van ons.
Hij weet wie wij zijn, wie wij écht zijn,
Hij weet niet alleen wat er mis­schien allemaal is mis gegaan,
maar Hij weet vooral wat de diepere intentie is,
wat onze beste momenten zijn.

Inclusief, voor ie­der­een

Als de apos­te­len aan land komen
hebben ze 153 vissen gevangen,
het net is over­vol.
Zo wor­den de apos­te­len herinnerd aan de dag van hun roe­ping
toen Jezus hun had gevraagd om "mensenvissers" te wor­den,
om mensen bijeen te brengen
en te geloven in de blijde bood­schap van Jezus de Heer.
Dat getal van 153 vissen
moet wel een bij­zon­dere bedoeling hebben.
We weten dat men in die tijd meende
dat er 153 soorten vissen beston­den.
Jezus wil hier blijk­baar laten zien
dat de apos­te­len er nu op uit moeten gaan
naar alle mensen op de aarde,
dat de blijde bood­schap voor alle soorten mensen is bedoeld,
voor dik en dun, voor arm en rijk, voor blank en zwart,
ook voor wie triest of een­zaam is
of voor wie denkt dat niemand van hem houdt,
of dat ie niet zo goed of mooi is als de anderen.
Jezus is er voor ie­der­een.
De Kerk van Jezus is er voor ie­der­een.

Één blijven

Ook wordt met nadruk ver­teld
dat het net niet scheurde
al zat er zoveel vis in dat je dat eigen­lijk wel zou ver­wach­ten.
Dit moet wel betekenen
dat de Heer één Kerk heeft gewild,
en dat de Kerk één moet blijven,
dat iedere scheu­ring of schei­ding
de Heer verdriet doet.

Zijn vis en hun vis

Als de apos­te­len aan land komen,
heeft Jezus al brood en vis
op een vuurtje gelegd.
Hij heeft dus de vis
die de apos­te­len gevangen hebben
niet nodig;
toch vraagt Hij die leer­lin­gen
om ook iets te brengen
van wat zij gevangen hebben.
Wat zij gevangen hebben,
dat was een won­der,
maar ook hun eigen werk.
Zíj hebben gevist,
maar ze hebben ook zo dui­de­lijk gevoeld
dat zij het zelf niet kon­den.
Zo is het ook met al ons werken:
je doet het zelf aan de ene kant,
maar het is ons ook gegeven
dat we het kunnen
en dat het succes heeft,
dat het is gegaan.
Zo is er altijd reden
tot dank­baar­heid aan God
voor wat wij tot stand hebben gebracht.

Hij wil het met ons doen

Uit ons­zelf kunnen we niets,
een mens heeft eigen­lijk geen reden
om dik te doen en groot te lijken,
want uit zich­zelf is hij niets,
hij heeft alles gekregen
ook zijn capaci­teiten, zijn werk­kracht, zijn kansen.
In Gods ogen ben je even goed
als je dat allemaal niet zo kunt.
Hij wil ons gebruiken met die gaven die wij bezitten,
niet omdat Hij niet zon­der ons kan,
of omdat wij zo goed zijn,
maar omdat Hij het wil;
ook al denken wij niets te bie­den te hebben,
voor Hem is het precies goed.
Het is alleen nodig dat wij moed vatten.
AMEN.

Terug