Arsacal
button
button
button
button


Armoede heb je in soorten

Ziekenbedevaart van Haarlem en Utrecht in Banneux

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 9 oktober 2016 - 1075 woorden
Armoede heb je in soorten
In de eetzaal
In de eetzaal
tijdens de Internationale Mis
tijdens de Internationale Mis

Op zon­dag 9 ok­to­ber (28e zon­dag door het jaar) heb ik deel­ge­no­men aan de meer­daag­se zieken­bede­vaart uit de bis­dom­men Haar­lem-Am­ster­dam en Utrecht in Banneux, de bede­vaart­plaats ter ere van Maria, Maagd der armen. Dit zijn mooie dagen waar de deel­ne­mers echt van genieten.

Moderator van de bede­vaart is pastoor Jules Dresmé uit Hilversum. Ver­schil­lende andere pries­ters begeleid­den de groep, waar­on­der kape­laan Nico Kerssens uit ons bisdom en Vica­ris Hans Pauw van Utrecht.

De afgelopen jaren heb ik steeds een keer aan deze bede­vaart kunnen deel­ne­men en ook dit jaar was het weer een mooi gebeuren: veel vrij­wil­li­gers zetten zich in voor de be­ge­lei­ding van de zieken, het weer was prima en het bezoek aan deze plaats met de vie­rin­gen doet de mensen gees­te­lijk goed.

Ik was er om de inter­na­tio­nale heilige Mis te celebreren en ’s mid­dags het lof met de zieken­ze­gen te vieren. Bij de Eucha­ris­tie heb ik on­der­staan­de homilie gehou­den.

Homilie

Broe­ders en zusters,

De Maagd der armen heet ons welkom
hier in Banneux.
Met deze mooie titel van Maria
wordt aange­ge­ven dat Maria
moe­der is en zorg draagt
voor hen die arm zijn.

Armoede in soorten

Nu zijn er vele soorten armen:
iemand kan eco­no­misch arm zijn
door gebrek aan geld,
of arm aan contacten
en de een­zaam­heid ervaren,
die in onze samen­le­ving
zo’n grote plaag gewor­den is;
we kunnen door onwetend­heid
arm aan kennis zijn
en er is in onze maat­schap­pij
een grote gees­te­lij­ke armoede,
doordat waar­den verloren gaan
en het gevoel voor de zin van het leven;
en mensen en de samen­le­ving zijn arm
wanneer niet meer de liefde
en de aan­dacht voor elkaar
uitgangs­punt zijn,
maar het individu en de economie,
het “ik”, de macht en het geld.
Dit zijn vormen van armoede
die kunnen lei­den tot
moedeloos­heid of zelfs wanhoop;
ze maken mensen niet gelukkig.

De armen van Jahweh

Daar­naast is er de armoede
die Matteüs in zijn evan­ge­lie
wel de ‘armoede van geest’ noemt.
Dat gaat niet over geld of contacten
en zelfs niet over gees­te­lij­ke armoede,
maar dat gaat over de mensen
die in het Oude Testa­ment,
in de He­breeuwse taal “anawim”
wor­den genoemd:
de armen van Jahweh:
het zijn de mensen
die niet ver­trouwen op eigen kracht en eigen bezit,
die niet voldaan en zelf­ge­noeg­zaam zijn,
die niet zo ik-gericht en ma­te­ria­lis­tisch zijn,
maar die ver­trouwen op de Heer.
Die armen zijn de mensen
die zich reken­schap geven
van de breek­baar­heid van ons men­se­lijk bestaan,
die weten dat zij zelf niet veel te bie­den hebben,
die zich heel goed bewust zijn
dat zij zich­zelf niet kunnen red­den,
hun eigen krachten zijn pover,
toch leven ze in een vrede en overgave
en ze ver­trouwen op de Heer.

Maria is een “arme”

Zo is Maria,
zij is degene die zich in haar lofzang,
in het Mag­ni­fi­cat,
ziet als een­vou­dige dienst­maagd
aan wie de Heer won­der­ba­re dingen heeft gedaan.
“Mach­tigen haalt Hij omlaag van hun troon,
een­vou­digen brengt Hij tot aanzien”,
zo zingt zij.
Maria is bij uitstek één van die armen,
van Gods “anawim”.
Het is deze Maria
die ons als moe­der is gegeven.
Wij zijn haar kin­de­ren
als ook wij naar ons­zelf durven kijken
als arme, een­vou­dige mensen.
Zo is Maria de maagd der armen,
die armen dat zijn wij
als we leven met een oprecht hart,
niet voldaan en zelf­ge­noeg­zaam,
maar in eenvoud en ver­trouwen.

Rijk en arm

Rijkdom en macht kunnen maken
dat mensen zich in hun ivoren toren opsluiten,
zelf­ge­noeg­zaam zijn
zon­der medelij­den en barm­har­tig­heid.
Tegen­over die rijken
staan de armen van de Heer,
een vrede­lie­vend leger van mensen
die een­vou­dig zijn van hart,
geleid en aange­voerd
door Maria, de Maagd der armen.
In dit jaar van Barm­har­tig­heid
willen we Maria eren
en haar vragen om een hart
dat open staat en vol liefde is
en dat we zo’n hart mogen bewaren
ook als we mis­schien zelf ziek zijn of verdrie­tig.
Er is dan niet alleen ons eigen verdriet,
laten we altijd blijven meevoelen
met anderen,
die het mis­schien nog slechter hebben
en in liefde en gebed aan hen denken.

Tien arme, zieke mensen

Ook Jezus zelf kwam vooral voor de armen,
voor de mensen die er niet bij mogen horen,
die het mis­schien niet zo hebben gemaakt
in de ogen van anderen,
mensen die lij­den, alleen staan,
ziek zijn of verstoten.
In het evan­ge­lie van vandaag
zijn dat tien melaatsen.
Ze leven in het grens­ge­bied
van Samaria en Galilea,
twee gebie­den die er niet zo bij horen:
Galilea is een half-hei­dens gebied,
“Galilea van de hei­denen”,
werd het genoemd;
in Samaria wonen mensen
die niet naar de tempel in Jeru­za­lem gingen,
maar God op een berg in de buurt aanba­den,
zij wer­den door de Joden
met verach­ting bekeken.

In geloof op weg

En ze zijn melaats,
ook daarom horen ze nergens bij.
Ze moeten ver van de bewoonde wereld ver­blij­ven,
met ratels waar­schu­wen als ze eraan kwamen
en op een grote afstand blijven staan,
want hun ziekte was besmette­lijk.
Maar ze komen naar Jezus
en Jezus wijst hen niet af,
maar Hij stuurt hen wel weg:
ze moeten zich aan de pries­ters laten zien.
Dat moest je doen
als je genezen was,
om dat door de pries­ters
te laten con­sta­te­ren.
Maar ze waren niet genezen,
ze waren nog helemaal melaats
toen ze door Jezus op weg wer­den gestuurd.
Pas onderweg wer­den ze gereinigd, genezen!
Ze moesten dus in geloof en ver­trouwen
op weg gaan,
zon­der het te zien,
dus helemaal in de geest
van de “anawim”, de armen van de Heer.

Op weg zon­der te zien

Zo is het ook met ons:
wij zijn op weg, een levensweg;
we zien het nog niet;
er is ons iets beloofd en toegezegd:
een mooie toe­komst,
maar nu zitten we nog vaak
- om zo te zeggen -
vol melaats­heid,
we moeten door ziekte en pijn,
verdriet en tegen­slagen heen,
blijven ver­trouwen in die Heer
die ons op weg heeft gestuurd.

Maar af en toe ervaren we ook iets
van Gods zegen en de hulp,
terwijl we onderweg zijn, op onze levens­reis:
kleine of grote genade­mo­menten.
Probeer die nooit te vergeten,
tel ze, één voor één;
en - zoals die Samari­taan in het evan­ge­lie -:
wees er dank­baar voor,
denk eraan met dank­baar­heid,
het zijn tekens dat Onze Lieve Heer je niet vergeet;
daardoor kun je ver­der,
ook al komen er daarna
weer moei­lijke dagen.

Ja, laten we proberen
dank­baar te leven,
in ver­trouwen op God;
laten we in liefde
open staan naar anderen,
niet in ons­zelf op­ge­slo­ten,
dan leven we
als een kind van Maria onze Moeder,
de Maagd der armen.
Amen.

Terug