Arsacal
button
button
button
button


Bidden is geen ‘kunstje’ maar wat dan wel?

Fraaie Evensong in kerk van Overveen

Overweging Bezinning - gepubliceerd: zondag, 12 februari 2017 - 1455 woorden

In de kerk van Overveen - één van de BOAZ pa­ro­chies: Bloe­men­daal, Overveen, Aer­den­hout en Zand­voort - werd zon­dag 12 februari om 17.00 uur een Evensong gehou­den, door de Martinuscantorij uit Zwaag onder lei­ding van choirmaster Paul Waerts met een on­ver­wacht grote opkomst: de kerk was voor driekwart gevuld.

Op zo'n grote deelname was niet helemaal gerekend; aan de mensen moest wor­den gevraagd samen te kijken in de boekjes. De velen die waren geko­men had­den geen onge­lijk: het was een mooi gebeuren met prach­tige zang.

Het koor heeft zich toe­ge­legd op Angli­caanse kerk­mu­ziek en heeft als “visi­ting choir” gezongen in Britse ka­the­dralen en abdij­kerken zoals St. Paul’s Ca­the­dral en Westminster Abbey in Londen. Het was een zo­ge­naamde ‘Choral Evensong’ die in Overveen plaats vond: het Angli­caans ‘Avond­ge­bed’ met lezingen, psalmen en hymnen, de ge­loofs­be­lij­de­nis, het Mag­ni­fi­cat, de Lofzang van Simeon en het Onze Vader.

Pastoor Bart Putter was de cele­brant, de choirmaster Paul Waerts is tevens als musicus werk­zaam in de BOAZ pa­ro­chies.Ik was aanwe­zig om de homilie te ver­zorgen.

 

Homilie

De on­be­vlekte ont­van­ge­nis

Gisteren was de jaar­lijkse gedenk­dag
van de ver­schij­ningen van Maria in Lourdes,
Zuid-Frank­rijk.
Ber­na­dette zag daar in 1858 een
in het wit geklede dame,
die haar wees waar zij
een bron moest opgraven,
een bron die dage­lijks
128.800 liter water geeft.
Die ver­schij­ningen waren het begin
van een stroom van pelgrims
tot op de dag van vandaag.
Lourdes staat erom bekend
dat som­mi­ge mensen er
van hun ziekte wor­den genezen,
maar dat is mis­schien niet eens het voor­naam­ste.
Het is een plaats van gebed,
een plaats waar vele mensen samen komen
om getroost en ge­sterkt te wor­den.
Toen Ber­na­dette de witte dame vrroeg
wie zij eigen­lijk was,
ant­woordde deze
- met woor­den die Ber­na­dette niet begreep -
“Ik ben de on­be­vlekte ont­van­ge­nis”.
Twee jaar eer­der was deze kerk al gebouwd
en toegewijd aan de on­be­vlekte ont­van­ge­nis,
van­daar dat ik dit
toch even wil memoreren.

Zij kon­den bid­den!

Heer, leer ons bid­den!
Mis­schien dat U die verzuch­ting ook weleens slaakt:
“Heer, leer mij bid­den!
Want het is wer­ke­lijk een grote genade als je kunt bid­den.
Ik heb een vrouw gekend in mijn jeugd
die één voor één al haar zoons verloor:
allemaal door dezelfde ziekte,
allemaal op ongeveer dezelfde leef­tijd.
Alleen haar dochter bleef in leven.
Één van die zoons woonde thuis bij haar
en zij heeft hem maan­denlang
ver­zorgd en verpleegd.
Zij was een een­vou­dige vrouw,
niks bij­zon­ders,
maar zij kon bid­den.
Een andere vrouw uit mijn geboorte­dorp
lag verlamd op bed,
in een kamer niet ver van de kapel
waar ik mis­die­naar was.
Iedere ochtend kwam ik bij haar
om de pries­ter te ver­ge­zel­len
die haar de heilige communie gaf.
Die vrouw had een verlam­ming
die haar steeds ver­der
in de greep kreeg,
zij kon steeds min­der,
een proces dat tien­tal­len jaren is door­ge­gaan.
Er waren rond haar bed spiegels gemon­teerd,
zodat zij toch een beetje naar buiten kon kijken.
Op het laatst kon zij bijna niets meer bewegen.
Toch was zij altijd opgewekt
en velen kwamen naar haar toe
met hun ellende en zorgen.
Zij kon bid­den.
Als je kunt bid­den,
ik bedoel dus écht bid­den,
met je hart erbij;
als je kunt bid­den uit het diepst van je hart,
dan bezit je een grote schat.

Dat kruis...

Mensen die niet bid­den
en mensen die wél kunnen bid­den,
maken vaak dezelfde ellende mee.
Het is niet zo dat je voor problemen gespaard blijft
als je kunt bid­den.
Jezus zegt ons immers dat we ons kruis moeten opnemen
en dat betekent ook
dat je je kruis, je narig­heid
niet van je af kunt gooien.
Je mag erom vragen:
Heer, neem dit kruis van mij af,
zoals Jezus heeft gebe­den in de hof van olijven:
“Vader laat deze beker aan mij voor­bij­gaan”,
maar we weten tege­lijk
dat de Heer niet alle kruisen van ons weg zal nemen,
want wij zijn chris­te­nen,
dat wil zeggen: volgelingen van Jezus Christus
die het kruis heeft opgeno­men en gedragen.

Mensen die niet bid­den
en mensen die wél kunnen bid­den,
maken dus vaak dezelfde ellende mee,
alleen: wie bidt draagt het anders.

Geen kunstje

Maar hoe kun je dan leren bid­den,
hoe kun je bid­den met geheel je hart?
Het is niet een kunstje wat we kunnen leren,
bid­den is niet het opzeggen van een bekende tekst,
dat is na­tuur­lijk prima,
maar het is geen bid­den,
als dat niet iets is van onze persoon.
Om te kunnen bid­den,
moeten we van binnen een knop kunnen omzetten.

Een atheïst maakt een won­der mee

Lang gele­den ging een ongelo­vi­ge arts
mee met een zieken­bede­vaart naar Lourdes.
Deze dokter Carrel begeleidde een zieke
die er zeer slecht aan toe was
naar de grot waarin Maria was ver­sche­nen.
Hij geloofde daar niets van
en vond het idioot en onverant­woord
om zo’n erns­tig zieke vrouw
op reis te laten gaan.
Tijdens het gebed voor de grot
zag hij voor zijn ogen
het dekentje waar­on­der zij lag
met haar opgezwollen buik,
lang­zaam naar bene­den gaan.
Haar buik werd weer normaal
en de vrouw werd genezen.
De atheïstische dokter
had een won­der mee­ge­maakt!
Toch kon de man niet geloven
en dat verwarde hem ergens wel.
Jaren later kwam hij terug
op de plaats waar hij dit had mee­ge­maakt.
Toen gebeurde het ineens wél:
het Mag­ni­fi­cat werd gezongen,
zoals wij straks ook zullen doen:
het zijn de woor­den van de lofzang
die Maria heeft gezongen
en waarin zij zegt
dat zij maar een kleine dienares is
en dat God aan haar grote dingen heeft gedaan.
Het zijn nederige woor­den.
Ineens brak er iets in deze arts,
hij kon huilen, hij kon geloven,
hij kreeg een een­vou­dig en nederig hart,
als van een kind...

Dat is het eerste wat nodig is
om te kunnen geloven, om te kunnen bid­den:
een een­vou­dig hart, je ergens kind voelen,
met open han­den
en niet groot en mach­tig...

Afstand nemen

Je hoort dat ook weleens vaker zeggen over Lourdes:
het grootste won­der van Lourdes is niet
dat mensen er genezen wor­den
- al gebeurt dat ook zo af en toe -
maar dat ze in Lourdes hun kruis leren dragen
met vreugde en in vrede.

Wat is het dus een groot geluk als je kunt bid­den:
je kunt dan als het ware meer afstand nemen,
je gaat niet meer op in je eigen sores,
je krijgt een helicopterview, een bre­dere kijk,
omdat je een beetje kijkt
met de ogen van de Heer.

Maar dat zegt ons ook al iets
als ant­woord op de vraag:
“Maar hoe moet ik dan bid­den?
Hoe kan ik echt leren bid­den?
Hoe kan ik ervoor zorgen
dat mijn bid­den niet het gedach­te­loos opzeggen is
van oude, bekende formules,
maar dat het een echt bid­den is met mijn hart?”.

In de ruimte van God

Je moet eigen­lijk altijd
- om echt te kunnen bid­den -
beginnen jezelf een­vou­dig en klein
te plaatsen
in de grote ruimte van God.
Begin je gebed nooit
met je eigen problemen.
“Help me met dit, help me met dat”,
maar eerst moet je eigen­lijk zien
wie het is tot wie je je richt
en die je kan geven al wat je vraagt.

Dat is het wat Jezus doet
in Zijn ant­woord op de vraag van de leer­lin­gen:
“Heer, leer ons bid­den”.
De Heer ant­woordt
door zijn leer­lin­gen
het Onze Vader te leren,
dit gebed dat wij hon­der­den keren
in de mond nemen,
voor en na het eten, bij de rozen­krans,
in de Mis voor de communie
en ook vandaag, in deze Evensong.

Uw Naam, Uw rijk, Uw wil

Dat gebed bestaat eigen­lijk uit twee delen.
Het eerste deel is er helemaal aan gewijd
dat we ons­zelf in Gods te­gen­woor­dig­heid plaatsen.
Het begin niet met onze eigen noden
maar het begint ermee
dat we ons richten op de hemelse Vader:
“Onze Vader, die in de hemel zijt,
Uw naam worde geheiligd,
Uw rijk kome,
Uw wil geschiede”.
Dus eigen­lijk kunnen we dit grote gebed van de Heer
niet echt bid­den
zon­der eerst onze eigen zorgen, onze eigen noden
een beetje los te laten.
En zelfs wanneer we dan beginnen te bid­den
voor onze eigen noden:
“Geef ons heden ons dage­lijks brood
en vergeef ons onze schul­den”,
dan wor­den we toch weer uit­ge­no­digd
ook om ons heen te kijken:
Want we zeggen:
“Zoals ook wij ver­ge­ven aan onze schul­denaars”:
wie God iets wil vragen,
moet zelf bereid zijn om te geven
en te ver­ge­ven.

Overgave

Hier leert Jezus ons wat het geheim van bid­den is.
Bidden begint met loslaten, over­ge­ven,
uit han­den geven,
ergens klein en een­vou­dig zijn,
zoals Jezus deed in de hof van olijven:
“Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede”.
Pas als we durven los te laten,
pas als we durven te ver­trouwen
- zoals een kind op zijn vader -
dat God voor ons zorgt,
dat Hij ons - bij alle problemen en moei­lijk­he­den -
niet zal laten vallen,
pas dan kunnen we bid­den.

Terug