Arsacal
button
button
button
button


Gevierd: Vijftig jaar Permanent diaconaat

Vernieuwing van het tweede Vaticaans concilie

Nieuws - gepubliceerd: vrijdag, 1 november 2013 - 1209 woorden
Een kerk vol diakens (en andere belangstellenden)
Een kerk vol diakens (en andere belangstellenden)

Op 1 no­vem­ber werd in Hoofd­dorp gevierd dat het per­ma­nent diaconaat vijf­tig jaar gele­den was her­steld. Op 30 ok­to­ber 1963 besloot een meer­der­heid van de concilie­va­ders dit diaconaat te her­stel­len.

De Middag werd ge­pre­sen­teerd door Wilfred kemp (RKK) en na de Eucha­ris­tie­vie­ring - waarbij ik on­der­staan­de homilie heb gehou­den - heb ik een lezing ver­zorgd over de invoe­ring van het diaconaat tij­dens het tweede Vati­caans concilie (zie bin­nen­kort onder: “artikelen”op deze site) en mee­ge­daan aan een forum met prof. Herman Noorde­graaf, Stijn Fens (RKK, Vaticanwatcher) en Monic Slingeland (Trouw). Diaken Rob Mascini, voor­ma­lig presi­dent van het Inter­na­tio­nales Dia­ko­natszentrum, pre­sen­teerde zijn bij Adveniati ver­sche­nen boek: “hel­den, heiligen en pioniers” met erva­ringen van diakens uit ver­schil­lende ker­ke­lijke ge­meen­schappen.

homilie

Het is al weer meer dan twin­tig jaar gele­den
dat woor­den van een later afgezette Franse bis­schop
ook in ons land weerklank von­den:
“Als de Kerk niet dient,
dient zij tot niets”.
In deze woor­den mis ik welis­waar iets,
maar zij bevatten ook veel goeds.
Om maar te beginnen met wat ik erin mis:
de Kerk lijkt erin bena­derd te wor­den
als een nut­tig voorwerp,
een instru­ment,
een in­stel­ling die ergens goed voor is
zolang die niet nut­teloos gewor­den is
en wegge­wor­pen kan wor­den,
als het dat doel niet meer dient.
Maar we vieren vandaag Aller­hei­ligen,
het grote feest van de “communio sanctorum”,
de ge­meen­schap van de heiligen
die wij belij­den in onze ge­loofs­be­lij­de­nis,
en dus het feest van het grote geloofsge­ge­ven
dat de Kerk niet wordt afgeschaft,
nooit zal wor­den ‘weggegooid’
maar dat zij wordt voltooid
dat zij - zoals we vroe­ger zei­den -:
de strij­dende, de lij­dende én de zegevierende Kerk omvat;
of zoals het tweede Vati­caans concilie het ver­woordt:
de Kerk op haar pelgrims­tocht door de tijd
- de pel­gri­merende kerk -,
de Kerk die gezuiverd wordt
en de verheer­lijkte Kerk (vgl. LG 49)
zijn één, één ge­meen­schap van de heiligen,
van allen die gedoopt zijn in de Heer.
De Kerk is niet een instru­ment,
zij is een ge­meen­schap,
waarin wij verbon­den zijn
met allen die ons zijn voor­ge­gaan
en zij is het lichaam van Christus,
welis­waar in zekere zin gewond door de zonde van haar leden,
maar ergens ook on­aan­tast­baar
door de kracht van God die in haar woont.
Dit is voor ons een troost
nu we in de afgelopen jaren zo vaak zijn gecon­fron­teerd
met de zon­den en zwak­he­den
van be­die­naren van de Kerk
en wij ook zelf moeten erkennen
dat we zwakke mensen zijn
en we door onze woor­den en daden
het gelaat van Christus niet altijd hebben laten oplichten.
Gods liefde is onvoor­waar­de­lijk,
zon­der kleine lettertjes.
Nee, je wordt niet wegge­wor­pen
omdat je te weinig hebt gediend,
maar de Heer ziet ons aan
met die blik die tege­lijk barm­har­tig en uit­no­di­gend is
- miserando atque eligendo,
om met de wapen­spreuk van paus Fran­cis­cus te spreken -
en die ons de kracht geeft om weer op te staan,
opnieuw te beginnen
of ver­der te gaan.
Dat is onze opdracht, als Kerk, als mens,
als ker­ke­lijk be­die­naar.

Maar in die woor­den van die afgezette Franse bis­schop
zat ook wel iets goeds en iets waars:
het tweede Vati­caans concilie
heeft er een grote nadruk op gelegd
dat de Kerk
- en met name haar bis­schop­pen, pries­ters en diakens -
dienst­baar moeten zijn,
ge­roe­pen zijn om te dienen.
De Con­sti­tu­tie over de Kerk van dit concilie,
Lumen Gentium (LG),
heeft het bij voor­keur over
ministri, ministeria,
sacerdotium ministeriale,
ministerium communitatis, servitium
(dienaren, dienst­werk, dienst­baar pries­ter­schap,
de dienst aan de ge­meen­schap, LG 18vv.),
terwijl LG 24 het woord “diakonia” gebruikt
om het dienst­werk van de bis­schop­pen aan te dui­den,
dat wordt om­schre­ven met de drie munera,
de drie taken of gaven van Christus:
de ver­kon­di­gings­taak, de heili­gings­taak en de her­der­lijke taak.
De uit­oefe­ning van die drie taken is “diakonia”.
Dat woord diakonia komt dan weer terug
in LG 29 waar diakonia het woord munus ver­vangt
wordt gebruikt om de drie taken van de diakens
aan te geven,
van wie ver­der gezegd wordt
dat zij niet voor het pries­ter­schap maar voor het dienst­werk,
voor het ministerium,
wor­den gewijd.
Kortom, niet alleen over de diaken,
maar over alle gewijde be­die­naren van de Kerk
wordt met grote nadruk door het tweede Vati­caans Concilie gezegd
dat zij ge­roe­pen zijn en gewijd
om dienst­baar te zijn,
om het volk van God te dienen.

Die dienst­baar­heid in liefde is tege­lijker­tijd
hét kenmerk van iedere echte christen.
We kunnen geen christen zijn
zon­der ons klein te maken en dienst­baar te zijn
naar het voor­beeld van Onze Heer Jezus Christus,
die mens werd en kwam om te dienen,
om de kleinste, de minste plaats in te nemen:
die van een verachte­lijk mens, een bespotte,
ter dood ver­oor­deelde.

De bis­schop­pen, pries­ters en diaken zijn ge­roe­pen
om Christus te­gen­woor­dig te stellen
in diens liefde­volle dienst­baar­heid:
de kern van hun taak is:
het heils­werk van Christus voort te zetten.
In het centrum van hun leven staan de sacra­menten,
voor de bis­schop­pen en de pries­ters
om die pries­ter­lijk te bedienen,
voor de diakens om daarin dienst­baar te zijn.
Vooral daar zijn zij
een “alter Christus”, een andere Christus,
waar hun han­de­len
het dienend han­de­len van Jezus Christus zelf is.

Onze paus Fran­cis­cus maakt dit in zijn doen en laten dui­de­lijk.
Hij wil zich laten zien als “servus servorum Dei”,
die­naar van de dienaren Gods.
Zijn aan­dacht gaat uit naar de kleinen,
de zieken, de armen en ge­mar­gi­na­li­seer­den:
“Vergeet de armen niet”;
hij kwam niet opdagen bij een concert
dat te zijner ere werd gegeven,
maar hij was er wel in Lampedusa, in een jeugdge­van­ge­nis,
in een opvang voor vluch­te­lingen enzo­voorts.
Na­tuur­lijk kan hij ook niet alles en kan hij niet overal zijn,
- het is al een won­der dat hij op zijn leef­tijd
zoveel doet -,
en het is een teken en een in­spi­ra­tie voor ons:
Dien!
Geef jezelf, je hart, je leven.

En daar ligt tege­lijk een kri­tische vraag
die we steeds aan ons­zelf mogen stellen:
zoek ik hier mijn eigen eer,
wil ík naar voren tre­den,
een ere­plaats bekle­den
of ben ik waar­lijk klein en dienst­baar?
Want dat “ik” steekt o, zo gauw de kop op...

Spreek en denk een­vou­dig over jezelf,
schaar je onder de anawim, Gods armen,
die proberen te zijn en steeds meer te wor­den
zoals degenen die Jezus in het evan­ge­lie van vandaag,
in die zalig­spre­kingen uit de Bergrede,
gelukkig prijst:
Zalig de armen van geest,
zalig de treuren­den, de zacht­moe­di­gen,
die verlangen naar ge­rech­tig­heid,
de barm­har­tigen, de zuiveren van hart,
degenen die uit zijn op ver­zoe­ning en vrede,
die ver­volgd wor­den,
kortom: al diegenen
die de minsten zijn,
de kleine weg gaan
van nede­rig­heid en dienst­baar­heid,
want dat zijn degenen
die uit­ein­delijk niet steunen
op eigen kracht en macht
maar die met lege han­den staan
en die ver­trouwen
op Gods genade.

De diaken heel bij­zon­der
- maar ook de bis­schop en de pries­ter
en uit­ein­delijk wij allemaal -
zijn ge­roe­pen om de kleine weg
van eenvoud en dienst­baar­heid te gaan,
die van servitium en ministerium en diaconia.

We zijn onvoor­waar­de­lijk aan­ge­no­men
in Gods liefde;
als Iemand je zo bemint,
geeft dat kracht om te dienen.

We gedenken dank­baar vandaag
dat dezer dagen vijf­tig jaar gele­den
in het tweede Vati­caans concilie het besluit viel
om het per­ma­nent diaconaat te her­stel­len.
We kunnen zeggen dat dit dienend ambt
bij uitstek in het hart staat van de Kerk
zoals het tweede Vati­caans concilie die zag:
een Kerk die een werk­zaam teken is van Christus aanwe­zig­heid
en dienst­baar aan allen.
AMEN

Terug