Arsacal
button
button
button
button


Aalmoezen, gebed en vasten

Aswoensdag in Vijfhuizen

Overweging Preek - gepubliceerd: donderdag, 6 maart 2014 - 1126 woorden
askruisje in Vijfhuizen
askruisje in Vijfhuizen

Op Aswoens­dag hield de St. Au­gus­ti­nus­paro­chie in Vijf­hui­zen na de Eucha­ris­tie­vie­ring een pa­ro­chie-avond om de pa­ro­chie te in­for­meren over de ophan­den zijnde personele unie met de pa­ro­chies van Halfweg, Spaar­dam en Haar­lem­mer­liede. Ik was uit­ge­no­digd om te ver­tellen over de ach­ter­grond van de personele unies en fusies van pa­ro­chies en de wijze waarop we met dit thema omgaan in het bisdom Haalrem-Am­ster­dam.

Maar ook ging het over de toe­komst van de kerk en het betrekken van jon­ge­ren bij de pa­ro­chie. Vijhuizen is een kleine pa­ro­chie van zo'n 800 pa­ro­chi­anen, maar een leven­dige ge­meen­schap zoals ook dui­de­lijk bleek uit de grote opkomst. Diaken Fons Litjes heeft de pas­to­rale zorg van deze ge­meen­schap en op de pa­ro­chie-avond werd aan­ge­kon­digd dat pastoor Peter de Jong de nieuwe pastoor/admini­strator zal wor­den.

Tijdens de Eucha­ris­tie­vie­ring, die werd opgedragen voor de zielenrust van pastoor Jan Wool­derink, die in Vijf­hui­zen woo­nach­tig was, heb ik de volgende homilie gehou­den.

Homilie

“Keer tot Mij terug”,
hoor­den we God zeggen
bij monde van de profeet Joël
in de eerste lezing.
En de profeet voegt daaraan toe:
“gena­dig is Hij en barm­har­tig,
lank­moe­dig en vol liefde”.
Ja, God is als een heel goede vader
die altijd op ons wacht,
die altijd voor ons klaar staat,
en altijd van ons blijft hou­den.
Maar het kan tussen God en ons mensen gaan,
zoals het zo vaak gaat tussen een vader
en diens zoon in de puber­teit:
vaak begrijpen die twee elkaar niet,
dan hebben ze elkaar verwijten te maken
over wat ze hebben gedaan
en wat er is gebeurd
en is die vader voor die zoon ineens niet meer
die on­aan­tast­bare held
die hij ooit voor hem was.
Ook wij zullen wel momenten in ons leven hebben
dat we moeten worstelen met God
en met ons geloof.
Soms leidt dat tot ver­wij­de­ring.
Soms komt die ver­wij­de­ring ook gewoon
omdat we te druk waren met andere dingen.
“Keer tot Mij terug,
van ganser harte”.
Het is een harte­lijke uit­no­di­ging
en wij weten allemaal eigen­lijk wel
dat we vaak veel waarde geven
aan verlangens en dingen,
aan wat we willen bereiken
en willen bezitten,
terwijl we ergens ook wel weer weten
dat die zaken zo be­lang­rijk helemaal niet zijn.
Heel veel ruzie gaat over geld, relaties, eer, bezit;
families vallen uit elkaar
bij de ver­de­ling van een erfenis.
En achteraf denk je vaak:
Was dit het nou waard?
Was dit echt zo be­lang­rijk
dat ik er niet overheen kon stappen?

De veer­tig­da­gen­tijd biedt ons
een tijd van be­zin­ning,
een gees­te­lij­ke pelgrims­tocht.

Jezus zelf begon zijn open­baar leven
met een veer­tig­daag­se vasten­pe­rio­de,
die deed denken aan de veer­tig jaren
dat de Joden door de woes­tijn waren getrokken,
onder lei­ding van Mozes,
op weg naar het beloofde land.
Die tocht door de woes­tijn
was een leer­school voor het Joodse volk
om op God te ver­trouwen.

Alle men­se­lijke steun viel daar weg:
ze had­den de vleespotten van Egypte achter gelaten
en in die woes­tijn was geen voedsel, geen water
en er was geen shop
om wat nieuwe kleren te kopen;
er was feite­lijk zo goed als niks,
alleen die einde­loze zand­vlak­te.
Men­se­lijk gezien viel daar alles weg:

Toen gingen ze ervaren
dat God voor hen zorgde:
Hij zond hen manna en kwar­tels om te eten,
Hij liet Mozes water slaan uit de harde rots,
Hij zorgde dat hun kleren en hun schoeisel
niet versleten,
Hij leidde hen
door die zandwoes­tijn
en beschermde hen,
want ze waren daar na­tuur­lijk ook
een ge­mak­ke­lijk doelwit
voor vijan­dige groepen.
Zo ongeveer vergaat het ons soms ook:
het kan gebeuren dat alles je ontvalt,
dat alles wegvalt wat je dier­baar is
en je het gevoel krijgt
dat je met lege han­den achter blijft,
van de materie en de mensen is er niets
of weinig meer
dat je nog steun kan bie­den.
Zo’n gevoel krijgen we bij­voor­beeld
als we een dier­baar iemand moeten missen.

Er zijn mensen die dan in hun radeloos­heid,
in hun pijn en verdriet blijven,
maar er zijn ook mensen
die juist dan dichter bij God komen,
meer steun zoeken en vin­den
bij hun geloof,
bij wat blijft,
bij Degene die altijd blijft
en er voor ons zal zijn,
juist dan, wanneer alles wegvalt.

Om die steun, die nabij­heid en liefde
van God te kunnen ervaren,
heb je ge­woon­lijk een soort basis nodig,
een fun­dament waarop je dan voort­bouwt.
Daarom kun je dank­baar zijn
voor wat je van huis hebt mee­ge­kre­gen
aan geloof, aan ver­trouwen, aan hoop;
want ook als dat mis­schien bij tijd en wijle
wat naar de ach­ter­grond was verdrongen,
de basis die je meekrijgt als kind
- goed of slecht, maar dus ook
dat stukje geloof en ver­trouwen -
dat blijft altijd bij je.

De veer­tig­da­gen­tijd wil ons uit­no­di­gen
om gees­te­lijk ook die pelgrims­tocht
door de woes­tijn te maken.
Drie wegen wor­den ons vandaag gewezen,
maar voor ieder van die wegen geldt:
je moet het niet doen voor de show,
niet voor het uiter­lijk,
niet voor de mooie indruk
die je mis­schien daar­mee op andere maakt,
want dat maakt alles wat we doen
juist zo vre­se­lijk op­per­vlak­kig.
Je moet het doen
vanuit je hart, van binnen uit,
daar gaat het om,
dan zullen die drie wegen
pelgrimswegen zijn
die lei­den naar het beloofde land,
naar God.

Die drie wegen
die het evan­ge­lie heeft gewezen,
zijn: het geven van aalmoezen, bid­den en vasten.
Het mooie is dat de aalmoezen voorop ston­den:
“Denk aan de armen”,
kreeg onze paus Fran­cis­cus al te horen
meteen nadat hij
- nu bijna een jaar gele­den -
werd gekozen.
Som­mi­ge mensen kennen geen armen
en denken dat er geen armen zijn.
Maar dat typeert alleen hun leven.
Bezoek eens een gevangene,
luister eens naar het verhaal van een dak­loze
of naar iemand die af­han­ke­lijk is van de voedsel­bank.
Als we de armen zien staan
wordt onze horizon verruimd.
Voorop staat dus de liefde voor de mede­mens.
Maar dan komt ook het bid­den.
Hier gaat het niet om de hoeveel­heid gebe­den
die wij proberen te zeggen,
maar meer om de vraag of we ons hart
hebben geopend voor de ont­moe­ting met God.
Ook als we ons Gods aanwe­zig­heid rea­li­se­ren,
dat Hij hier is,
wordt onze horizon verbreed,
wordt ons per­spec­tief heel anders, groter, weidser.
We mogen leven in de ruimte van God.
De derde pelgrimsweg naar God heet vasten.
We vasten, ontzeggen ons iets
wat we best graag drinken of eten,
om meer los te komen
van onze eigen men­se­lijke, licha­me­lijke behoeftes.

Toen ik klein was, thuis,
werd twee vasten­wegen
een beetje gecom­bi­neerd.
We kon­den zelf iets uitkiezen
wat we niet zou­den eten.
Bij een boterham zon­der beleg,
werd een bedragje uitgespaard.
Onze ouders maakten dat een beetje hoger
dan het in wer­ke­lijk­heid was.
Dat geld kon­den we dan
in een busje voor de vastenaktie doen
om mensen bij te staan,
aan hen te denken,
die veel min­der goed af zijn dan wij.
Een beetje vasten voor een goed doel.

Maar hoe U deze veer­tig­da­gen­tijd ook gaat invullen:
ik hoop dat U er iets moois van zal weten te maken,
een stukje pelgrims­tocht
naar het beloofde land.
AMEN.

Terug