Arsacal
button
button
button
button


Iedereen ter communie?

Reflecties bij de synode

Artikel Overig - gepubliceerd: woensdag, 22 oktober 2014 - 1322 woorden
Iedereen ter communie?

De bui­ten­ge­wone bis­schop­pen­synode over het gezin blijft veel aan­dacht trekken van de pers. Op woens­dag 22 ok­to­ber komt het EO pro­gram­ma Arena met een debat. Uitgangs­punt is de stelling “De RKKerk moet homo’s en ge­schei­den mensen gelijke rechten geven”. Op de web­si­te kun je stemmen “eens” of “oneens”. Ik zou geneigd zijn om “eens” te stemmen, maar de foto erbij toont het uitreiken van de heilige communie. Is het mogen com­mu­ni­ce­ren dat “gelijke recht” dat de Kerk aan homo­sek­su­elen en her­trouwd ge­schei­denen moet geven?

Het ker­ke­lijk wet­boek geeft inder­daad aan dat alle christen­ge­lo­vigen recht hebben op gees­te­lij­ke bijstand, vooral vanuit het Woord van God en de sacra­menten, en dat de sacra­menten niet gewei­gerd mogen wor­den aan hen die de juiste gesteltenis bezitten en door het recht niet verhin­derd wor­den (cc. 213 en 843).

Honderd jaar gele­den...

Hier ligt wel een probleem. Wie hon­derd jaar gele­den een katho­lie­ke kerk tij­dens de Mis zou hebben bezocht, zou hebben opgemerkt dat niemand ter communie ging. Aan een gering aantal mensen dat was wezen biechten, werd vóór de Mis communie uit­gereikt (ongeveer zoals het nu nog gaat in som­mi­ge oosterse kerken). Intussen is de situatie vol­ko­men veran­derd: bijna alle kerk­gan­gers komen tij­dens de Mis naar voren om te com­mu­ni­ce­ren en vrijwel niemand ont­vangt het sacra­ment van de biecht. Een pastoor vindt het al heel bij­zon­der als tien oude vrouwtjes voor Kerst­mis of Pasen dit sacra­ment komen ont­van­gen!

Toch is dit sacra­ment een grote genade. Zo heb ik dat zelf ervaren als peni­tent (biech­teling) en als pries­ter. Mensen komen tot een per­soon­lijk geloof en een per­soon­lijke relatie met Jezus Christus door het bewust ont­van­gen van dit sacra­ment. Voor jonge mensen is de biecht dan ook een wezen­lijke stap.

De enige zon­daars?

Waarom komt bijna niemand biechten? Voor som­mi­ge oudere mensen was het biechten tot een formali­teit verwor­den. Anderen zijn er vol­ko­men onbekend mee. Velen vin­den het moei­lijk om zaken in hun leven als zonde te benoemen en die uit­druk­ke­lijk voor een pries­ter te belij­den, ook al is er het biechtgeheim en spreekt die pries­ter in naam van God van zon­den vrij. Mensen vin­den het extra moei­lijk om het boete­sa­cra­ment te ont­van­gen als het gaat om iets ergs, iets waarvoor zij zich wer­ke­lijk schamen. Het lijkt erop dat we nu de situatie hebben gekregen waarin mensen die mis­schien alle zon­den hebben bedreven die de apostel Paulus afkeurt (bijv. Gal. 5, 19-21), als keurige personen vóór in de kerk de heilige communie ont­van­gen, terwijl homo­sek­su­elen en her­trouwd-ge­schei­denen als tolle­naars in de bank moeten blijven zitten. Alsof zij de enige zon­daars zijn.

Paus Fran­cis­cus probeert dit te door­bre­ken door vaak over het sacra­ment van de biecht te spreken en zelf voor het oog van de camera te gaan biechten. Ie­der­een mag het zien: ook de paus is een zon­daar.

We zijn allemaal zon­daars! Niemand kan christen zijn zon­der dat concreet onder ogen te zien. Het is de eerste oproep van Jezus Christus: “Bekeert u en gelooft in de blijde bood­schap” (Mc. 1,15). Dat is niet iets om triest van te wor­den, integen­deel: het is de weg waarlangs we Gods barm­har­tig­heid ont­van­gen en ervaren. De hoogmoed, het op­ge­slo­ten zijn in het eigen gelijk en het eigen goed-zijn, sluit juist af voor Gods goed­heid. Jezus is niet geko­men om recht­vaar­digen te roepen, maar zon­daars (Mc. 2, 17). Daarom zullen de tolle­naars en zon­daars eer­der het rijk der hemelen binnen gaan dan de Fari­zeeën en schrift­ge­leer­den (vgl. bijv. Mt. 23, 1-36).

Wat vindt de paus?

Wat paus Fran­cis­cus wil is niet het geloof ver­an­de­ren. In zijn slottoe­spraak tot de Synode heeft hij dat dui­de­lijk aange­ge­ven: we zijn geen eige­naars of heren over het ge­loofs­goed (“depositum fidei”). Het is ook niet zijn gedachte om maar goed en aar­dig te doen en het kruis uit de weg te gaan door mee te praten met de tijdgeest. De paus noemt dat “buonismo distruttivo” (des­tructieve goeiig­heid) en “la tentazione di scen­dere dalla croce” (de verlei­ding om van het kruis af te komen). Maar het is net zozeer fout, aldus de paus, als we ondrage­lijke lasten opleggen en door ons ontoe­gan­ke­lijk spreken, doen en laten de toegang tot het rijk der hemelen versperren (vgl. Mt. 23, 13). De paus noemt dat: je moet van brood geen stenen maken om die te gooien naar de “zon­daars, de zwakken en de zieken”.

Die geest van barm­har­tig­heid waartoe de paus oproept, mag niet van een neer­bui­gend­heid zijn, die een ander in feite verne­dert en daardoor uit het oog verliest dat we onder weg zijn naar het ko­nink­rijk der hemelen en dat we allen kleine, zwakke mensen zijn, die leven van genade. De paus heeft dit in het motto - de “wapen­spreuk” -, van zijn bis­schops­ambt en paus­schap tot uiting gebracht: “Miserando atque eligendo”. Het “miserando” slaat op de barm­har­tige blik waar­mee Jezus naar de tolle­naar Matteüs keek. Dat is niet een blik die Matteüs maakte tot een soort “zielig geval”. Integen­deel! Dat blijkt uit het “eligendo”, wat ‘uitverkiezend’ betekent. De blik van Jezus drukte uit: “Ik zie iets in jou”. Matteüs werd erkend, ge­waar­deerd, hij mocht er ten­volle zijn, terwijl hij nog tolle­naar was! Het gaf Matteüs een enorme kracht, waardoor zijn leven een vol­ko­men wen­ding kreeg.

Vond Jezus het dan zomaar goed dat Matteüs of Zacheüs tolle­naar was? Jezus zei daar niet zo heel veel over. We kunnen soms iets vermoe­den (vgl. bijv. Mt. 5, 46; 9, 11-13). En terwijl Jezus geen enkele opmer­king had gemaakt behalve erende en waar­de­rende, kwam Zacheüs spon­taan tot nieuwe, mooie inzichten (Lc. 19, 8).

Tussen­rap­port

Het tussen­rap­port van de bis­schop­pen­synode (Relatio post disceptationem) heeft dit aan­ge­voeld en willen verwoor­den, door op te roepen tot respect en het vermij­den van iedere vorm van taal­ge­bruik of hou­ding waardoor ge­schei­denen zich gedis­cri­mi­neerd kunnen voelen (n. 46) en door te spreken over open­heid voor mensen die homo­sek­su­eel zijn en voor hun gaven en kwali­teiten. Over “morele problemen” wordt alleen bijna terloops ge­spro­ken, als om aan te geven hoe be­lang­rijk het is dat mensen – alle mensen – het gevoel mogen krijgen dat zij wer­ke­lijk welkom zijn.

Wat nu?

Nu is er na­tuur­lijk nog wel een probleem, want homo­sek­su­elen en her­trouwd ge­schei­denen kunnen niet biechten, tenminste als zij in een seksuele ver­hou­ding willen blijven leven (dit gaat niet over mensen die homo­sek­su­eel geaard zijn en ook niet over mensen die alleen ge­schei­den zijn). Zij kunnen dus ook niet com­mu­ni­ce­ren. De synode heeft besloten dat de moge­lijk­heid om te biechten en te com­mu­ni­ce­ren voor ge­schei­denen die her­trouwd zijn, diep­gaan­der zal wor­den bestu­deerd (Relatio Synodi, nn. 52-53).

Waarom moet er “zo moei­lijk” wor­den gedaan? Kan de paus niet gewoon “gelijke rechten” geven?

Na de eerste oproep die Jezus in het evan­ge­lie doet: “Bekeert u en gelooft in de blijde bood­schap” (Mc. 1, 15) volgt vrijwel on­mid­del­lijk een tweede: “Komt, volgt mij”. Jezus is het hart, de kern van het chris­te­lijk geloof; Hij is “de weg, de waar­heid en het leven” (Jo. 14,6). Mis­schien dat we soms iets te ge­mak­ke­lijk denken dat we wel weten hoe Jezus erover dacht. Dat wordt meer dui­de­lijk als we ons openen voor het Woord van God. De vraag heeft te maken met de chris­te­lijke bete­ke­nis van men­se­lijke seksua­li­teit en dus met het ge­loofs­goed waarover paus Fran­cis­cus het had. Dat ge­loofs­goed ziet seksua­li­teit als licha­me­lijke uitdruk­king van de zelfgave van man en vrouw, die concreet zicht­baar wordt in het nieuwe leven waarvoor die licha­me­lijke vereni­ging open staat.

Hoe kunnen we het absolute respect voor het ge­loofs­goed verenigen met die blik waar­mee Jezus naar Matteüs keek: “Miserando atque eligendo”?

In ieder geval kunnen we niet zon­der het sacra­ment van de biecht, niemand; want we zijn allemaal af­han­ke­lijk van ver­ge­ving en de God­de­lijke barm­har­tig­heid.

Terug