Arsacal
button
button
button
button


Conferentie La Vie: Hoe lijden een genade kan worden...

Eerst zondag veertigdagentijd B

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 22 februari 2015 - 1102 woorden

Het R.K. Centrum La Vie in Zeewolde hield op zon­dag 22 februari zijn eerste con­fe­ren­tie in de Mariapoli Mariënkroon van de Focolare­be­we­ging in Nieuwkuijk. Mariënkroon was vroe­ger een abdij maar sinds een aantal jaren een centrum waar allerlei con­fe­ren­ties plaats­vin­den en onder meer de jaar­lijkse Katho­lie­ke Jon­ge­ren­dag. Een tach­tigtal mensen namen deel aan deze dag rond het thema “Het mysterie van leven achter het lij­den”. Hierin werd zicht­baar hoe dit Centrum een steeds grotere kring van mensen krijgt die met de spiri­tua­li­teit van het Centrum verbon­den zijn en er moge­lijk hulp ont­van­gen.

Het centrum La Vie begeleidt mensen naar heel-wor­ding en mens-wor­ding en de leden van de ge­meen­schap komen dus veel met lij­den in contact. Op deze dag vier­den we de heilige Eucha­ris­tie, waarbij ik on­der­staan­de homilie heb gehou­den, en er waren een tweetal lezingen rond het thema van de dag. In de mid­dag heeft mw. Maria de Bie-Feitz ge­spro­ken, begeleidster en cate­chist van het RK Centrum La Vie, in de morgen heb ikzelf een lezing gehou­den over de bete­ke­nis van het lij­den aan de hand van het leven van de heilige paus Johannes Paulus II en diens Apos­to­lische Brief over het lij­den “Salvifici doloris” (1984).

Homilie

Na het doopsel van Jezus
door Johannes de Doper in de Jordaan,
wordt Jezus on­mid­del­lijk naar de woes­tijn gedreven.
Dat doopsel was een moment van genade en vreugde geweest:
men zag de hemel open breken
en de Geest als een duif op Jezus neer­ko­men
en er had een stem geklonken:
“Jij bent mijn Zoon, in wie ik welbehagen heb”.
Jezus werd er aangewezen
als de veelge­liefde Zoon van de Vader:
dag van vreugde, dag van genade.

Jezus leeft ons leven...

Wat Jezus hier doet en meemaakt,
doet en beleeft Hij als onze broe­der,
als Zoon van de Vader
in wie wij zonen en dochters van de Vader zijn.
Dat gees­te­lijk kind­schap van ons allen
met de roe­ping om Jezus na te volgen,
maakt dat wij niet naar Jezus kijken
met een soort his­to­rische belang­stel­ling:
dat is toen en toen gebeurd,
maar dat wat toen gebeurd is,
is onze gees­te­lij­ke weg,
wat toen gezegd werd en gedaan
is omwille van ons gedaan
en het is een beeld van ons eigen leven.

Jij bent mijn zoon... mijn dochter...

Als dus die mooie woor­den in het evan­ge­lie
wor­den voor­ge­le­zen,
die Jezus bij Zijn doop in de Jordaan
heeft vernomen,
dan zijn die woor­den ook
in een bepaalde zin tot ons gezegd
en ze zijn fun­da­men­teel:
“Jij bent mijn zoon”, jij bent mijn dochter,
“in wie ik welbehagen heb”,
in wie ik vreugde vind,
die ik liefheb.

Pijn

Veel mensen hebben in hun leven
erva­ringen opgedaan
die hun de diepe, exis­tentiële erva­ring
hebben meege­ge­ven,
dat zij afval zijn, niets waard,
verachtens­waar­dig, vies.
Er is hun iets aan­ge­daan,
mis­schien zelfs onbewust.
Zo’n erva­ring veroor­zaakt veel lij­den,
soms levenslange pijn
en ik zou het ie­der­een toewensen
dat hij of zij gene­zing mag vin­den,
heling
en zich­zelf mag kunnen zien en ervaren
als wat hij of zij wer­ke­lijk is:
een welbeminde zoon of dochter,
Gods kind
en vrij kan adem halen,
want deze erva­ring
is een grote hulp
om alles wat ons in het leven over­komt
in het licht van de liefde,
van het bemind wor­den,
te kunnen ervaren.
Want het leven brengt ons van alles,
zoet en zuur.

uit­ge­dre­ven naar de woes­tijn....

Dat laat ons het evan­ge­lie zien
dat we vandaag hebben gelezen
op deze eerste zon­dag van de vasten:
Jezus wordt door de Geest naar de woes­tijn gedreven.
De woes­tijn is op zich geen pret­tige plaats,
water en voedsel,
alle eerste men­se­lijke behoeften
ont­bre­ken daar.
Maar het is de Geest die Jezus daarheen uitdrijft.
De oor­spron­ke­lijke Griekse tekst van het evan­ge­lie
gebruikt hier het­zelfde woord
als wordt gebruikt
voor het uit­drij­ven van duivels!
Het gaat dus niet zozeer om een keuze van Jezus,
Hij wordt er met kracht en geweld
zomaar in gebracht, in die woes­tijn situatie!

Onze woes­tijn

Dit is voor ons mensen vaak al een moei­lijk punt:
ook wij wor­den dikwijls in situaties gebracht,
die wij als een woes­tijn ervaren,
droog en dor, niet ge­mak­ke­lijk,
maar het over­komt ons
en we kunnen het niet ver­an­de­ren.
Het eerste wat dan van ons wordt gevraagd, is:
het moei­lijke en zware, lij­den en be­proe­ving
niet bij voor­baat uit te sluiten,
ook de hand van God er in te zien,
de kans die ons gebo­den wordt,
de liefde die uit­ein­delijk onder alles zit
en te aan­vaar­den....

En weer is dan die basis zo be­lang­rijk:
dat we ons door God bemind mogen weten,
als Zijn geliefde kin­de­ren:
jij bent mijn zoon, mijn dochter,
die woor­den moeten in ons hart
blijven naklinken
en ze verlenen ons kracht.

Een erva­ring van genade...

De woes­tijn­er­va­ring van Jezus,
die op zich een lij­dens­er­va­ring is
- op de proef gesteld door Satan,
ver­blij­vend bij de wilde dieren,
zon­der voedsel, zon­der water -,
blijkt ook een erva­ring van genade:
“De engelen bewezen Hem hun diensten”.
Wat we daar­on­der ook moeten verstaan,
het is in ieder geval
een Gods­er­va­ring,
de erva­ring dat Hij in deze moei­lijke omstan­dig­he­den
niet in de steek werd gelaten.

De veer­tig dagen van Jezus in deze wil­dernis
doen ons denken aan de veer­tig jaren
van de Joden in de woes­tijn,
op weg naar het beloofde land.
Dat was de leer­school geweest,
waarin het volk van de Joden moest leren
op God te ver­trouwen,
ook in nood,
ook bij gebrek aan water en voedsel,
ook bij sterke tegenstand,
ook bij lij­den en ziekte:
het manna, de kwar­tels, het water uit de rots,
de veilige door­tocht door de zee
en de koperen slang
naar wie het volk moest opzien om te genezen,
zo kreeg de tijd van be­proe­ving en nood
een eigen pedagogie:
het volk van de Joden
werd het volk van God!

Het zal ons niet anders ver­gaan:
de woes­tijn van ons leven
zal ons vormen
als we kunnen staan
op de basis en het fun­dament
van Gods liefde voor ons
en er in ons hart
een laag en onder­toon
van ver­trouwen is
bij alles.

Ruimte maken voor God

We zijn de veer­tig­da­gen­tijd inge­gaan:
veer­tig dagen wor­den ons gegeven
als een kleine woes­tijn
om in ont­hou­ding, in afzien en sober­heid,
in aan­dacht voor gebed en de sacra­menten,
in bij­zon­dere aan­dacht ook voor onze naasten,
voor allen die lij­den of te weinig hebben,
om zo
weer ruimte te maken
om Gods pedagogie
voor ons eigen leven te kunnen ervaren
en zo gees­te­lijk sterker te wor­den.

We gaan met Jezus
in deze veer­tig dagen
op weg naar Zijn lij­den.
Dat lij­den was vre­se­lijk, onmen­se­lijk,
het werd Hem onte­recht aan­ge­daan
en toch was het goed:
Jezus nam het aan uit de hand van Zijn Vader
en zo werd dat lij­den verlos­sing,
een bron van vrede en geluk.
Mogen deze tijd voor ons allen
een gezegende tijd zijn.
AMEN

Terug