Arsacal
button
button
button
button


Communie voor gemengd-gehuwden?

De handreiking van de Duitse bisschoppen en het antwoord van Rome

Artikel Canoniekrecht - gepubliceerd: woensdag, 16 mei 2018 - 1380 woorden
Bij paus Franciscus
Bij paus Franciscus

De Duitse bis­schop­pen­con­fe­ren­tie heeft onlangs een pas­to­rale hand­rei­king samen­ge­steld “über konfessionsverschie­dene Ehen und eine gemeinsame Teilnahme an der Eucha­ris­tie”. Nadat een zevental Duitse bis­schop­pen hierover de Pau­se­lijke Raad voor de be­vor­de­ring van de een­heid had geraadpleegd, heeft Rome de Duitse bis­schop­pen te verstaan gegeven zoveel moge­lijk eens­ge­zind tot een rege­ling te komen.

De bij­een­komst in het Vati­caan

De voor­ge­legde Hand­rei­king betrof een ontwerp­tekst, daar moest dus nog wat aan gesleu­teld wor­den. Op 3 mei vond in het Vati­caan hierover een bij­een­komst plaats van ver­schil­lende Duitse bis­schop­pen met ver­te­gen­woor­digers van de Romeinse Curie om de vragen van de zeven bis­schop­pen te bespreken. Wat er precies is be­spro­ken tij­dens de drie-en-halve uur durende ont­moe­ting, is mij niet bekend. Na afloop van de bij­een­komst werd meege­deeld dat paus Fran­cis­cus de oecu­me­nische inzet van de Duitse bis­schop­pen waar­deert en hun vraagt om in een geest van ker­ke­lijke ge­meen­schap tot een liefst unaniem re­sul­taat te komen.

Wat is de ach­ter­grond van dit ant­woord van de paus?

Codex en Di­rec­to­rium

Zowel het ker­ke­lijk wet­boek (Codex Iuris Canonici c. 844 §4) als het Oecu­me­nisch Di­rec­to­rium (25 maart 1993), n. 130 van de katho­lie­ke kerk voor­zien dat een Bis­schop­pen­con­fe­ren­tie nadere normen kan uit­werken die de deelname van niet-katho­lie­ke chris­te­nen regelen aan de sacra­menten van boete, Eucha­ris­tie en zie­ken­zal­ving in geval van stervens­ge­vaar of erns­tige nood (c. 844 §4). Het gaat hier over de chris­te­nen die niet tot een oosterse ritus behoren; voor de oosterse chris­te­nen gel­den ruimere moge­lijk­he­den van deelname omdat met hen een grote mate van een­heid in het geloof en ker­ke­lijke ge­meen­schap gegeven is.
De Bis­schop­pen­con­fe­ren­ties kunnen deze nadere regels geven binnen het kader dat Wetboek en Di­rec­to­rium aan­ge­ven.

De algemene voor­waar­den

Dat kader bestaat volgens het Oecu­me­nisch Di­rec­to­rium, aan­slui­tend bij het ker­ke­lijk wet­boek, uit een viertal voor­waar­den:

  • De niet-katho­lie­ke persoon vraagt uit eigen bewe­ging om deze sacra­menten;
  • Deze persoon heeft geen toegang tot de be­die­naar van de eigen ge­meen­schap;
  • Die persoon belijdt het katho­lie­ke geloof met betrek­king tot deze sacra­menten;
  • Deze persoon bezit de juiste gesteltenis.

De laatste twee voor­waar­den weer­spie­gelen de fun­da­men­tele voor­waar­den die terug gaan op “God­de­lijk recht” en alleen daarom al vervuld moeten zijn.

Knielen

Het is dus niet vereist dat de niet-katho­liek het volle­dige katho­lie­ke geloof belijdt, maar hij moet dat geloof wel belij­den met betrek­king tot het sacra­ment dat hij wil ont­van­gen. Voor het ont­van­gen van de Eucha­ris­tie zou dus een vraag kunnen zijn: heeft de aanwe­zig­heid van de Heer in de Eucha­ris­tie voor deze persoon de inhoud van een substantiële en wezen­lijke te­gen­woor­dig­heid zodat hij of zij van harte kan knielen voor de heilige communie?

Gesteltenis

De vraag naar de juiste gesteltenis heeft betrek­king op de gees­te­lij­ke voor­be­rei­ding, die helaas bij katho­lie­ken ook nogal eens te wensen over laat. Het verlangen om tenminste de erns­tige zon­den te biechten en het christen-zijn concreet te beleven, horen hierbij.

Toegang tot eigen be­die­naar

De voor­waarde van de toegang tot de eigen be­die­naar gaat niet slechts over een­vou­dige bereik­baar­heid binnen bij­voor­beeld een week. Hier is al op te merken dat een gelo­vi­ge nooit een pro­tes­tantse dominee kan bena­de­ren voor het ont­van­gen van de heilige communie, het boete­sa­cra­ment of de zie­ken­zal­ving, omdat deze in die ge­meen­schap zo niet bestaan. Maar afgezien daar­van kan wel uit het Oecu­me­nisch Di­rec­to­rium (n. 159) wor­den afgeleid dat ook de situatie moet wor­den afgewogen.

Gemengd huwe­lijk

Het Di­rec­to­rium gaat name­lijk uit­druk­ke­lijk in op de vraag of een niet-katho­lie­ke partner mag com­mu­ni­ce­ren bij een (gemengde) huwe­lijks­slui­ting. Deze vraag doet zich alleen voor in uit­zon­de­rings­ge­vallen, omdat een gemengd huwe­lijk in respect voor de aanwe­zig­heid van families uit andere chris­te­lijke tradities, ge­woon­lijk niet tij­dens een Eucha­ris­tie­vie­ring plaats vindt. De bis­schop kan echter een uit­zon­de­ring maken op deze regel en een Mis toestaan. In dat geval moet een toela­ting van de niet-katho­lie­ke partner wor­den afgewogen aan de hand van de algemene voor­waar­den, “reke­ning hou­dend met deze bij­zon­dere situatie, dat name­lijk twee gedoopte chris­te­nen het sacra­ment van het chris­te­lijk huwe­lijk ont­van­gen” (n. 159; vgl. Amoris Laetitia n. 247). Hieruit lijkt afgeleid te kunnen wor­den dat de voor­waarde van de bereik­baar­heid van een eigen be­die­naar betrekke­lijk is en een niet-katho­lie­ke huwe­lijks­part­ner die erom vraagt, die de juiste gesteltenis bezit en het katho­liek geloof in de heilige communie belijdt, toe­ge­la­ten kan wor­den tot de communie tij­dens de huwe­lijks­vie­ring, wanneer de bis­schop toestem­ming heeft gegeven voor een Eucha­ris­tie­vie­ring. De "erns­tige nood" waarover het ker­ke­lijk wet­boek in c. 844 §4 spreekt, lijkt hier ver­on­der­steld te zijn in de bij­zon­dere situatie van de huwe­lijks­slui­ting.

Erns­tige nood

Is dit een onoir­baar oprekken van het begrip "erns­tige nood"? Ver­schil­lende bis­schop­pen­con­fe­ren­ties hebben in het verle­den aan dit begrip een nogal ruime toepas­sing gegeven - zoals lan­gere afwe­zig­heid van een eigen be­die­naar, wat niet zo logisch lijkt omdat dit ook één van de algemene voor­waar­den is. Door de heilige Stoel zijn toepas­singsbesluiten van dit type in het verle­den aanvaard. Daarbij is voorts nog in aanmer­king te nemen dat de heilige Eucha­ris­tie in ker­ke­lijke do­cu­menten wordt om­schre­ven als "gees­te­lij­ke voe­ding die nood­za­ke­lijk is voor het chris­te­lijk leven" (reeds in Secr. Eenheid van de Chris­te­nen, doc. 1 juni 1972 en 17 okt. 1973). Men kan dus argumen­te­ren dat voor wie wer­ke­lijk gelooft in de Eucha­ris­tie de erns­tige nood wel gegeven is. Men kan zich ver­der voor­stel­len dat iemand in erns­tige gees­te­lij­ke nood ver­keert wanneer hij ver­ge­ving van zon­den behoeft en daarvoor een beroep doet op het boete­sa­cra­ment. Het is in ieder geval lijkt me dui­de­lijk dat de toela­ting in in­di­vi­duele gevallen van niet-katho­lie­ke gedoopten die niet tot een oosterse kerk behoren, uitzon­der­lijk zal moeten blijven en de voor­waar­den van het belij­den van het katho­lie­ke geloof en de gesteltenis (met het ont­van­gen van het boete­sa­cra­ment) wezen­lijk zijn. Tege­lijk verklaart deze ge­schie­de­nis waarom de paus de zaak in beginsel terug ver­wijst naar de bis­schop­pen­con­fe­ren­tie.

De Hand­rei­king van de Duitse bis­schop­pen

De Duitse bis­schop­pen sug­gereren in hun pas­to­rale hand­rei­king dat deze toestem­ming voor niet-katho­lie­ke partners in gemengde hu­we­lij­ken ook na de huwe­lijks­slui­ting gegeven kan wor­den, na een periode van onder­schei­ding en een gees­te­lijk gesprek met de pastoor, wanneer zij in geweten ertoe zijn geko­men het katho­lie­ke geloof omtrent de Eucha­ris­tie te aan­vaar­den. In de ge­pu­bli­ceerde gedeelten die ik las, heb ikzelf niets over het ont­van­gen van het boete-sacra­ment en de gees­te­lij­ke gesteltenis kunnen vin­den. Tege­lijk sug­gereert de aandui­ding van het do­cu­ment als “pas­to­rale hand­rei­king” dat de Duitse bis­schop­pen geen nieuwe normen geven, maar opereren binnen de bestaande bepa­lin­gen. Het lijkt erop dat ze dus niet de goed­keu­ring of erken­ning van Rome voor een toepas­singsbesluit had­den willen vragen. Valt het buiten het kader van een toepas­singsbesluit, omdat het niet binnen de norm van de codex past, dan heeft de bis­schop­pen­con­fe­ren­tie eerst ook nog een mandaat nodig van de Apos­to­lische Stoel, zeg maar: van de paus (c. 455 §1). Het is goed voorstel­baar dat niet alle bis­schop­pen mee kon­den gaan in de gedachte dat het hier slechts om een pas­to­rale hand­rei­king binnen de bestaande normen ging, waarvoor geen toeste­ming nodig was en dat zeven van hen de zaak daarom aan de verant­woor­de­lijken in Rome hebben voor­ge­legd.

Het ant­woord van paus Fran­cis­cus

Paus Fran­cis­cus heeft in zijn ant­woord de nadruk gelegd op de een­heid van de bis­schop­pen die zo moge­lijk eenstemmig tot een tekst moeten komen. Of aan een derge­lijke moge­lijke tekst voor­waar­den zijn gesteld, of die aan Rome moet wor­den voor­ge­legd en of een pro­ce­dure is af­ge­spro­ken, is bij mijn weten niet bekend gemaakt. Het is echter dui­de­lijk dat het uit­werken van een derge­lijk do­cu­ment - als de pas­to­rale doel­stel­ling binnen de algemene voor­waar­den en bepa­lin­gen van het canoniek recht bewaard blijft - tot de bevoegd­heid en taak van een bis­schop­pen­con­fe­ren­tie behoort, wat de beslis­sing van de paus op zich be­grij­pe­lijk maakt.

(artikel aan­ge­vuld op 21 mei en kleine toevoe­ging op 23 mei)

Van­wege de in­te­res­se voor het on­der­werp en de vele bijdragen aan het gesprek hierover (onder meer van het aarts­bis­dom Utrecht en pastoor C. Mennen, maar ook van vele anderen vooral via de social media, heb ik het oorpronke­lijke artikel enigszins aan­ge­vuld, met name inzake de gravis necessitas (erns­tige nood) en het on­der­scheid tussen de goed­keu­ring van een toepas­singsbesluit van een bis­schop­pen­con­fe­ren­tie en een mandaat voor het nemen van een besluit. Ik dank ieder harte­lijk voor de bijdrage! Maar, wat mij betreft en zoals iemand schreef, laten we nu maar weer naar andere on­der­wer­pen gaan, vooral de ver­kon­di­ging van het evan­ge­lie want ons katho­lie­ke geloof is een prach­tig geschenk van de Hemel.

Terug