Arsacal
button
button
button
button


Hoe meer je geeft...

Overweging Bezinning - gepubliceerd: woensdag, 30 november 2011 - 877 woorden

Als over het pries­ter­schap ge­spro­ken wordt,
gaat het al gauw
over wat een pries­ter moet of niet mag:
hij mag niet trouwen,
hij mag geen relatie aan­gaan
hij moet lan­ger door­werken,
hij moet zijn brevier bid­den,
enzo­voorts.
En het is waar:
een pries­ter geeft zijn hele leven
om een gees­te­lijk vader te zijn,
hij is pries­ter
en dat is geen baan van negen tot vijf.
Maar is dat eigen­lijk niet zo
met alles in het leven dat met liefde te maken heeft?
Vader of moe­der of echt­ge­no(o)t(e)e ben je continu
en voor je hele leven.
Soms zou je meer tijd voor jezelf willen hebben
en moet je toch jezelf geven
om de naasten­liefde niet tekort te doen.
Het is heel vaak zo in het leven:
hoe meer je geeft,
hoe meer je ont­vangt.
Inder­daad ont­vangt een pries­ter heel veel:
grote en bij­zon­dere gena­den van God
en hij krijgt ook heel veel terug van de mensen
voor wie hij is aan­ge­steld.
Je mag als pries­ter veel voor mensen betekenen
en bij hen zijn op de diepste en mooiste en moei­lijkste
momenten van hun bestaan.
Biecht horen en de Eucha­ris­tie
zijn mooie en sterke momenten.
Een oprechte, echte biecht bij­voor­beeld
van iemand die een nieuw begin wil maken
is voor een pries­ter een heel mooie en diepe erva­ring.
En ver­der is het eerste wat in mijn hoofd opkomt
als ik denk aan de momenten uit mijn eigen pries­ter­le­ven
waar ik dank­baar voor ben,
een tra­gisch over­lij­den van een jong iemand,
waarin ik als pries­ter iets mocht betekenen,
of die keer dat ik iemand mocht helpen
zijn levensweg, zijn roe­ping te vin­den.
Dan ben ik dank­baar
dat ik daarbij mocht zijn.
Alleen als een pries­ter gaat denken
dat het gras ergens anders groener is,
dat hij het toch maar slecht getroffen heeft,
als hij gaat letten op wat hij niet heeft,
gaat het niet goed.
Daarom is voor een pries­ter
en eigen­lijk voor ieder die een roe­ping beant­woordt,
punt nummer één:
de relatie met de Heer.
Zo is het ook waar de liefde onder mensen in het spel is:
wie bij­voor­beeld merkt dat hij zelf of zijn partner
meer eigen wegen gaat,
niet meer zo op de ander betrokken is,
dan hoeft er nog niet zoveel aan de hand te zijn,
maar het wordt toch tijd de vraag te stellen:
Hoe krijgt onze liefde
een nieuwe impuls?
Precies die­zelfde vraag
stelt een pries­ter
- en niet alleen een pries­ter -
over zijn relatie met de Heer.
Als zijn pries­ter­schap op de klippen loopt,
is het eerst dáár mis gegaan:
die relatie was bekoeld.
Het is door zijn relatie met de Heer
dat een pries­ter er vreugde in vindt
zijn leven te geven
voor Christus en de Kerk.
+ Jan Hendriks
Als over het pries­ter­schap ge­spro­ken wordt,
gaat het al gauw
over wat een pries­ter moet of niet mag:
hij mag niet trouwen,
hij mag geen relatie aan­gaan
hij moet lan­ger door­werken,
hij moet zijn brevier bid­den,
enzo­voorts.
En het is waar:
een pries­ter geeft zijn hele leven
om een gees­te­lijk vader te zijn,
hij is pries­ter
en dat is geen baan van negen tot vijf.
 
Maar is dat eigen­lijk niet zo
met alles in het leven dat met liefde te maken heeft?
Vader of moe­der of echt­ge­no(o)t(e)e ben je continu
en voor je hele leven.
Soms zou je meer tijd voor jezelf willen hebben
en moet je toch jezelf geven
om de naasten­liefde niet tekort te doen.
 
Het is heel vaak zo in het leven:
hoe meer je geeft,
hoe meer je ont­vangt.
Inder­daad ont­vangt een pries­ter heel veel:
grote en bij­zon­dere gena­den van God
en hij krijgt ook heel veel terug van de mensen
voor wie hij is aan­ge­steld.
Je mag als pries­ter veel voor mensen betekenen
en bij hen zijn op de diepste en mooiste en moei­lijkste
momenten van hun bestaan.
Biecht horen en de Eucha­ris­tie
zijn mooie en sterke momenten.
Een oprechte, echte biecht bij­voor­beeld
van iemand die een nieuw begin wil maken
is voor een pries­ter een heel mooie en diepe erva­ring.
En ver­der is het eerste wat in mijn hoofd opkomt
als ik denk aan de momenten uit mijn eigen pries­ter­le­ven
waar ik dank­baar voor ben,
een tra­gisch over­lij­den van een jong iemand,
waarin ik als pries­ter iets mocht betekenen,
of die keer dat ik iemand mocht helpen
zijn levensweg, zijn roe­ping te vin­den.
Dan ben ik dank­baar
dat ik daarbij mocht zijn.
 
Alleen als een pries­ter gaat denken
dat het gras ergens anders groener is,
dat hij het toch maar slecht getroffen heeft,
als hij gaat letten op wat hij niet heeft,
gaat het niet goed.
 
Daarom is voor een pries­ter
en eigen­lijk voor ieder die een roe­ping beant­woordt,
punt nummer één:
de relatie met de Heer.
Zo is het ook waar de liefde onder mensen in het spel is:
wie bij­voor­beeld merkt dat hij zelf of zijn partner
meer eigen wegen gaat,
niet meer zo op de ander betrokken is,
dan hoeft er nog niet zoveel aan de hand te zijn,
maar het wordt toch tijd de vraag te stellen:
Hoe krijgt onze liefde
een nieuwe impuls?
Precies die­zelfde vraag
stelt een pries­ter
- en niet alleen een pries­ter -
over zijn relatie met de Heer.
Als zijn pries­ter­schap op de klippen loopt,
is het eerst dáár mis gegaan:
die relatie was bekoeld.
 
Het is door zijn relatie met de Heer
dat een pries­ter er vreugde in vindt
zijn leven te geven
voor Christus en de Kerk.
 
+ Jan Hendriks


Terug