Arsacal
button
button
button
button


Bij het Motu Proprio 'Traditionis custodes'

Over het gebruik van de Tridentijnse liturgie

Nieuws - gepubliceerd: woensdag, 21 juli 2021 - 1610 woorden
Tridentijnse liturgie
Tridentijnse liturgie

Op 16 juli heeft paus Fran­cis­cus een Apos­to­lische Brief in de vorm van een ‘Motu Proprio’ gegeven met nieuwe bepa­lin­gen over het gebruik van de Romeinse li­tur­gie van vóór de her­zie­ning van 1970. Een enkele opmer­king bij dit nieuwe do­cu­ment als ant­woord op vragen ‘uit het veld’.  

(tekst enigszins aan­ge­past op 23 juli)

Ge­hoor­zaam­heid

Op de eerste plaats: van­zelf­spre­kend zullen we aan deze nieuwe bepa­lin­gen gehoor­za­men vanuit de harte­lijke ver­bon­den­heid met en ge­hoor­zaam­heid aan onze paus, die als plaats­ver­van­ger van Christus en her­der van de uni­ver­se­le kerk beginsel en fun­dament van de een­heid is (vgl. CKK 882; LG 23).

De tekst van het Motu Proprio zal mis­schien teleur­stel­ling oproepen bij de gelo­vi­gen die gehecht zijn aan de Tri­den­tijnse vorm van de heilige Mis en veel gelo­vi­gen zullen de nei­ging hebben om te dis­cus­si­ëren over de nieuwe bepa­lin­gen, maar uit­ein­delijk gaat het er hier om of we ook een­vou­dig in de ge­hoor­zaam­heid kunnen gaan staan.

Dat wil ik graag vooraf vermel­den, omdat het me er in het navolgende - waarin ik begrip vraag voor de redenen van de paus - op zich niet om gaat een dis­cus­sie op te roepen. Ik snap wel dat mensen vrij zijn en ik die dis­cus­sies niet kan verhin­de­ren - li­tur­gie roept behalve veel devotie ook veel emotie op -, maar ik wil in ieder geval aange­ge­ven hebben hoe ik erin sta: ik aanvaard in ge­hoor­zaam­heid wat de paus hier bepaalt.

Beweegre­denen

Paus Fran­cis­cus heeft zijn beweegre­denen nader uiteen­ge­zet in een be­ge­lei­dende brief van dezelfde datum als het Motu Proprio. Daarin vallen ver­schil­lende zaken op:

Schisma

De paus spreekt in zijn brief dui­de­lijk over "het schisma met de bewe­ging geleid door Mgr. Lefebvre". Hij geeft hier in feite aan dat het intrekken door paus Bene­dic­tus XVI van de excom­mu­ni­ca­tie van de bis­schop­pen van de Pius X fraterni­teit (Fraternitas Sacerdotalis Sancti Pii X, FSSPX), die gewijd waren zon­der pau­se­lijk mandaat, niet betekent dat er geen sprake meer is van een schisma. Dit houdt onder meer in dat gelo­vi­gen niet aan de H. Missen binnen deze FSSPX bewe­ging moeten deel­ne­men, om de communio met de kerk te bewaren (vgl. c. 209).

Pius X

De paus geeft in zijn brief aan dat het toestaan van de Tri­den­tijnse vorm deel uitmaakte van de pogingen de Pius X bewe­ging met de Kerk te verzoenen. Paus Bene­dic­tus had de stap gezet naar een erken­ning van de Tri­den­tijnse ritus als ‘forma extraordinaria’ (bui­ten­ge­wone vorm) van de Romeinse ritus in de over­tui­ging dat die stap niet het gezag en de bin­dende kracht van het tweede Vati­caans concilie zou aantasten, maar dat lijkt niet bewaar­heid te wor­den; paus Fran­cis­cus ziet dat er meer ver­deeld­heid ont­staat die zich uit rond de Tri­den­tijnse li­tur­gie. Zowel paus Bene­dic­tus XVI als paus Fran­cis­cus hebben stappen gezet en tegemoetko­mingen gedaan naar ‘Pius X’, maar dit heeft allemaal niet geholpen. De stappen die vanuit de katho­lie­ke kerk zijn gezet hebben bij ‘Pius X’ niet geleid tot een beke­ring tot de een­heid van de katho­lie­ke kerk. Dan komt de vraag: moeten we wel door­gaan op deze weg, die blijk­baar tot niets leidt en waaraan de Pius X bewe­ging wel een zeker ‘gezag’ ontleent alsof hun onge­hoor­zaam­heid niet zo zwaar telt? Zijn we niet bezig een schisma te legitimeren? Bevor­de­ren we niet een gedrag dat de vereiste communio weerspreekt? Zo zou je de vraag kunnen samen­vat­ten die de paus in zijn brief ind­ringend stelt.

Lex orandi

De paus geeft aan dat de in 1970 herziene li­tur­gie de enige uitdruk­king is van de lex orandi van de Romeinse ritus (art. 1 van het Motu Proprio). Daarbij ver­wijst hij (in zijn brief) vooral naar de ‘participatio actuosa’ (de actieve deelname van de gelo­vi­gen) die door de her­zie­ning van 1970 is vorm gegeven en die gewenst was door het tweede Vati­caans Concilie (maar al sinds H. paus Pius X in de ker­ke­lijke do­cu­menten is bevor­derd). In zijn brief licht de paus dit toe door aan te geven dat de her­zie­ning van de li­tur­gische boeken binnen de traditie blijft en hij onder­streept zijn beslis­sing door te ver­wij­zen naar het feit dat ook paus Pius V na het concilie van Trente vele ritussen afschafte.

Voor­naam­ste bepa­lin­gen

De voor­naam­ste bepa­lin­gen van het Motu Proprio kunnen we als volgt samen­vat­ten:

Rol bis­schop

Het is de dio­ce­sane bis­schop die de exclusieve compe­tentie heeft om het gebruik van het Missaal van 1962 toe te staan (art. 2); de pries­ters moeten toestem­ming vragen aan de bis­schop om (nog lan­ger) in deze ritus te vieren (art. 5). De toestem­ming geldt uit­druk­ke­lijk voor deze editie van het Missaal met de Tri­den­tijnse ritus en niet voor nog oudere li­tur­gische boeken die soms zaken bevatten die in 1962 al anders waren gere­geld.

Toestem­ming

De bis­schop kan de toestem­ming alleen geven aan pries­ters die voor de publi­ca­tie van het Motu Proprio zijn gewijd. Voor nieuw te wij­den pries­ters kan die toestem­ming slechts gegeven wor­den na instem­ming van de Apos­to­lische Stoel. Intussen heb ik de toestem­ming met de voor­waar­den volgens de bepa­lin­gen van Traditionis custodes al aan ver­schil­lende pries­ters (opnieuw) gegeven, die de Tri­den­tijnse vorm een enkele keer (bijv. een keer per maand of weke­lijks op een week­dag) met gelo­vi­gen vieren.

Plaats van vie­ring

De bis­schop kan voor groepen die gehecht zijn aan de Tri­den­tijnse vorm een plaats of plaatsen aan­wij­zen waar deze Missen kunnen wor­den gevierd, maar niet in paro­chie­kerken (art. 3 par. 2). Nu zijn er weinig niet-parochiële kerken of kapellen in ons bisdom; dat wordt dus heel las­tig. De bis­schop kan echter om een "goede en verant­woorde reden" (iusta et rationabilis causa) in die bepaling dis­pen­se­ren (c. 90 par. 1), maar de intentie van de paus is dui­de­lijk om het aantal plaatsen van deze Misvie­ring en het aantal groepen dat deze ritus viert, niet te laten toe­ne­men (art. 3 par. 6);

Gedele­geerde

De bis­schop moet een pries­ter benoemen als gedele­geerde voor de vie­rin­gen en pas­to­rale zorg voor de gelo­vi­gen die gehecht zijn aan de Tri­den­tijnse ritus (art. 3 par. 4). Hier zullen we in de ko­men­de tijd in ons bisdom over beslissen, maar die benoe­ming is niet voor eind au­gus­tus te ver­wach­ten.

Lezingen in de volkstaal

De lezingen van de Tri­den­tijnse Mis moeten (ook) in de volkstaal wor­den gelezen en wel uit de vertaling die door de Bis­schop­pen­con­fe­ren­tie voor het li­tur­gisch gebruik is goedge­keurd. Deze vertaling is te vin­den in het lec­tio­na­rium, waarbij in het lec­tio­na­rium van het Maria missaal en een appendix op het lec­tio­na­rium al aan­zet­ten te vin­den zijn van een eigen li­tur­gische vertaling. Overigens is die vertaling de Wil­li­brord­ver­ta­ling van 1978 (met een enkele aanpas­sing).

De lezing van de Schrift­tek­sten in de volkstaal kan gebeuren voor­af­gaand aan de preek, zoals dat zeker voor wat het evan­ge­lie betreft al vele tien­tal­len jaren gebruike­lijk was. Het Motu Proprio sluit niet uit dat de lezingen binnen de ritus zelf - dus op hun li­tur­gische plaats - in de volkstaal wor­den gelezen, zoals ook Summorum Pontificum, het Motu Proprio van paus Bene­dic­tus XVI al toestond (aldaar, art. 6).
Deze bepaling is alleen van kracht voor de HH. Missen met deelname van gelo­vi­gen (waarover art. 3 van het Motu Proprio gaat) en niet voor de Missen zon­der volk.

Personele pa­ro­chie

In ons bisdom is na het ver­schij­nen van Summorum Pontificum een personele pa­ro­chie opgericht voor gelo­vi­gen die de Tri­den­tijnse ritus zijn toe­ge­daan. De zorg voor deze pa­ro­chie is toe­ver­trouwd aan de St. Petrus Broe­der­schap, die de Tri­den­tijnse ritus als eigen ritus heeft. Ik waar­deer de inzet van pries­ters van deze pa­ro­chie. Het Motu Proprio voorziet (art. 3 par. 5) dat die pa­ro­chies kunnen blijven, al moet de dio­ce­sane bis­schop het gees­te­lijk nut afwegen en besluiten of hij die pa­ro­chie wil handhaven. Ik neem echter aan dat voor een ophef­fing van deze pa­ro­chies tevens de normale canonieke voor­waar­den gel­den (vgl. bijv. c. 515 par. 2). Er is in ons bisdom nu geen reden wijzi­gingen aan te brengen voor wat de personele pa­ro­chie betreft. Wel geldt ook voor deze pa­ro­chie het vereiste de lezingen (tevens) in de volkstaal te lezen, volgens de goedge­keurde teksten.

Schis­ma­tieke ten­denzen?

Bij alles is door­slag­ge­vend de vraag of er bij groepen die deze Tri­den­tijnse vorm wensen een schis­ma­tieke ten­dens (ontkennen van wet­tig­heid van de li­tur­gische her­zie­ning, van het tweede Vati­caans concilie, verzet tegen de paus, enz.) aanwe­zig is (art. 3, par. 1).

Geen "vacatio legis"

Opmer­ke­lijk is dat bepaald werd dat het Motu Proprio on­mid­del­lijk van kracht is. Voor Summorum Pontificum was er een vacatio legis (de periode tussen het uit­bren­gen en van kracht wor­den van het do­cu­ment) van een tweetal maan­den, de gewone tijd voor vacatio is zelfs drie maan­den (c. 8 par. 1). Omdat ver­schil­lende bepa­lin­gen restric­tief zijn ten opzichte van de situatie vóór het Motu Proprio, zal het niet altijd ge­mak­ke­lijk zijn om de on­mid­del­lijke ingang te res­pec­teren. De Ordina­ris kan zo nodig dis­pen­se­ren.

Latijnse Mis

De bepa­lin­gen van Traditionis custodes gaan dus niet over de toelaat­baar­heid van een Latijnse Mis. De Latijnse Mis volgens het Missaal van 1970 blijft alge­meen toe­ge­staan. Per­soon­lijk heb ik het altijd jammer gevon­den dat de Latijnse Mis na het alge­meen toestaan van de Tri­den­tijnse Mis bijna alleen nog in die vorm werd gevierd. Een goed en waar­dig gevierde Latijnse heilige Mis volgens het Missaal van 1970, met actieve deelname van li­tur­gisch gevormde gelo­vi­gen, zou ik zeker waar­de­ren.

Ook gaat het Motu Proprio niet over de vraag of het altaar naar de gelo­vi­gen gekeerd moet zijn. Ook in de Latijnse Mis volgens het Missaal van 1970 is het toe­ge­staan bij­voor­beeld aan het (hoog)altaar te vieren dat naar de absis van de kerk gekeerd staat (‘met de rug naar het volk’ of ‘gekeerd naar de Heer’). Wel is het dan van belang te res­pec­teren dat som­mi­ge gebe­den vanaf de zetel behoren te wor­den gedaan en dat de lezingen aan de ambo wor­den verricht.

Terug