Wie stapt er in de witte limousine?
Westfriese bedevaart in Heiloo (25e zondag door het jaar B)
Jaarlijks komt de Westfriese bedevaart in september naar Heiloo. En dit jaar hadden ze er goed weer bij. Ook de meeste seminaristen van het Redemptoris Mater-seminarie (Nieuwe Niedorp) hadden zich aangesloten; samen met de rector van het Heiligdom, Nars Beemster en em. pastoor Jan Granneman, concelebreerde rector Luc Georges van dit seminarie de Eucharistie.
De grote kapel in Heiloo heeft onlangs van elders een mooi pijporgel gekregen en kruiswegstaties. Ook is het heiligdom al helemaal voorbereid op het mooie heilig Jaar van Barmhartigheid dat gaat komen: er zijn vier mooie nieuwe biechtstoelen in de kapel gekomen, de moeite waard om die eens van binnen te bekijken!
Hieronder de homilie die ik bij gelegenheid van de Westfriese bedevaart heb gehouden.
Homilie
Ruzie
Broeders en zusters,
De apostelen hebben ruzie.
Dat komt natuurlijk in de beste families voor
en het is van alle tijden.
Waar hebben die apostelen dan ruzie over?
Het gaat erom wie de grootste is.
Ook dat is nog steeds van alle tijden.
Wie is de belangrijkste,
wie heeft rechten,
wie heeft het voor het zeggen,
wie gaat hier over?
Iemand heeft iets gedaan of gezegd,
een ander zegt of vindt:
Wie denkt hij wel dat hij is?
Die ander meent dat hem of haar
geen recht is gedaan.
In families zijn er vaak ruzies
rond erfenissen.
Ook dat was in Jezus’ tijd al zo.
Jezus wordt zelfs op een gegeven moment
te hulp geroepen
bij de verdeling van een erfenis.
Ruzie en conflicten zijn dus iets van alle tijden,
het hoort bij de erfzonde
die ons ernaar laat streven
de grootste, de hoogste, de meest belangrijke
te willen zijn.
Wie gaat buigen?
En wie gaat dan de eerste stap zetten,
om weer tot elkaar te komen,
wie zal dan de minste zijn?
De fout ligt natuurlijk bij de ander,
die moet het dan ook maar weer goedmaken,
zelf hoef ik niets te doen.
Mijn deur staat open,
maar die ander moet komen,
want aan mij ligt het niet
en ik ga niet buigen.
Dat is nog steeds geen steek veranderd:
daar gaan onze ruzies over.
Hij wordt flink beledigd
Wie is de grootste?
Maar de eigenlijke vraag is natuurlijk:
Wie kan er de minste zijn?
Het antwoord is allang gegeven:
Jezus geeft dat antwoord
in het evangelie van vandaag:
“Wie de eerste wil zijn,
zal de laatste van allen moeten wezen
en de dienaar van allen”.
Jezus heeft zelf het voorbeeld gegeven.
Hij had niets verkeerd gedaan,
Hij had alle rechten,
Hij is werkelijk de grootste,
iedereen moet goed naar Hem luisteren,
Hij heeft het eigenlijk voor het zeggen.
Maar veel geluisterd wordt er niet,
Naar menselijke maatstaf zou je zeggen:
Hij werd en wordt beledigd
door de zonden van de mensen,
doordat iedereen zijn eigen gang gaat,
door dat mensen Hem vervloeken,
links laten liggen
of aan het kruis slaan,
maar Zijn antwoord was en is en blijft:
“Vergeef het hun, Vader”.
We gaan dat straks bijzonder vieren
in het heilig jaar van de barmhartigheid.
De witte limousine
Bij ons komt er vaak emotie bij.
We worden geraakt door wat iemand ons zegt
of wat iemand ons doet.
Dat doet ons pijn.
Soms zijn het eigenlijk maar kleine dingen,
maar het lukt ons niet
om dat rustig en met afstand te bezien,
daarvoor voelen we ons te veel geraakt.
En als wij mensen in onze emotie zitten
zien we de werkelijkheid niet
zoals die is.
We moeten een situatie eigenlijk eerst
echt van ons af kunnen zetten
voordat we goed kunnen reageren.
Mensen voelen zich geraakt
als ze zich niet erkend en gerespecteerd voelen.
Al gaat de ruzie soms eigenlijk over niks,
het blijft toch iedere keer weer spannend
of iemand in die witte limousine stapt
en meekomt naar het familie-diner.
Een slecht bericht
Zo was het bij de apostelen ook:
Jezus vertelt iets heel belangrijks:
dat Hij zal worden overgeleverd,
dat Hij zal moeten lijden en sterven
en dat Hij weer zal verrijzen.
Het is misschien voor ons
nog het beste te vergelijken
met iemand die een slecht bericht van de arts krijgt.
Stel je voor dat niemand in zijn omgeving
- als iemand zo’n slecht bericht krijgt -
iets zou vragen of zeggen
en iedereen alleen aan zijn eigen besognes denkt.
Dat is wat bij de leerlingen van Jezus gebeurt.
De apostelen zitten op dat moment
zo opgesloten in hun gevoel
van niet-gerespecteerd te worden,
zijn zo bezig met de vraag wie de grootste is,
dat ze compleet voorbij gaan
aan Jezus’ woorden en het erge dat Hem te wachten staat.
De cirkel van gekwetste trots
In Jezus’ antwoord ligt besloten
dat als we door dat soort gevoelens en vragen
in beslag worden genomen,
we zouden moeten proberen
om meer aan anderen te denken,
want al het goede dat we doen
ook al lijkt dat niet zo belangrijk
en ook al zijn degenen voor wie we dat goede doen
misschien ‘maar ‘gering, eenvoudig en klein,
niet zo belangrijk
- en Jezus plaatst een kind in hun midden
om dat te illustreren -:
al het goede dat we voor anderen doen
is een goede daad aan God gedaan
en die goede daden
maken ons los
van dat cirkelen om onze eigen glorie,
van onze gekrenkte gevoelens,
van onze gedachten
over wat mensen ons hebben aangedaan.
Zet je in voor een ander.
Kijk maar eens naar het lijden van anderen.
Trek je het lot aan van een vluchteling
of van iemand bij je in de straat
die best wel wat aandacht en liefde kan gebruiken.
Het is hartverwarmend dat in deze dagen
de stroom van vluchtelingen
uit de oorlogsgebieden van Syrië en Irak
zoveel hartelijkheid en liefde losmaakt.
Dat is een bijdrage aan vrede!
Kleine, dienstbare maagd
We zijn hier bij Maria,
bij Onze Lieve Vrouw ter Nood.
De afgelopen week is gevierd
dat zij de Moeder van smarten is,
dat zij onder het kruis stond,
verenigd met het lijden van haar Zoon.
Als we naar Maria kijken
dan zien we hoe haar hele leven
is getekend door dat ene zinnetje
dat zij tot de engel Gabriël sprak:
“Zie de dienstmaagd des Heren”.
En even verder in het evangelie,
in het Magnificat,
heeft Maria het over haar kleinheid,
waar God op heeft neergezien.
Zij was heel dienstbaar
en bereid haar eigen gedachten en plannen
te verlaten,
haar leven was dienen.
Zij stond met heel haar wezen
in dienst van Gods plan.
Zij had kleine, eenvoudige gedachten over zichzelf.
Daardoor was Maria niet zo gauw beledigd,
voelde zij zich niet gepasseerd
of in haar eer te kort gedaan.
Zeker, Maria verdient
al onze liefde en aandacht,
maar haar hart is als dat van God zelf:
vol liefde en barmhartigheid.
Ook Maria kun je niet zo beledigen,
dat zij niks meer van je wil weten.
Zij is de toevlucht van de zondaars,
de moeder van barmhartigheid
Zij is niet met zichzelf bezig,
zij is er voor anderen
- na de boodschap gaat zij meteen
naar Elizabet haar nicht -
en zij is er voor God en haar Goddelijke Zoon
en altijd weer bereid
om een nieuw begin mogelijk te maken.
En wij?
Ach, konden wij mensen
ook maar wat creatiever zijn
om verschillen te overbruggen,
ruzies te beslechten,
deuren te openen,
te vergeven,
te verdragen.
Laten wij Maria vragen
dat wij de liefde mogen leren kennen,
de verdraagzaamheid en barmhartigheid,
die haar hart zo bereid maakten
om God in alles te dienen.
Amen.