De Begenadigde: Maria als teken van de voltooiing
De geboorte van Jezus Christus komt in het Lucas-evangelie niet alleen naar voren als een hoogtepunt maar ook als een definitieve wending in de geschiedenis. Niet voor niets zegt de engel tot Maria dat Jezus, de beloofde Verlosser, voor eeuwig koning zal zijn. Dit eschatologisch accent wordt versterkt door de impliciete verwijzing naar oudtestamentische passages, met name Zefanja 3, 14-17 en Zacharia 9,9.
Chairè, kecharitoménè
Maria wordt aangesproken door de engel met de woorden “Wees gegroet,” in het Grieks chaire, dat hier eerder “verheugt u” betekent, zoals we hebben gezien. Zeker ook in het licht van het vervolg van die zin: “Verheug u begenadigde”, moet de begroeting wel als een uiting van Messiaanse, eschatologische vreugde worden gezien. De aanduiding van Maria als “vol van genade”, “de begenadigde”, in het Grieks kecharitoménè, geeft de naam van een titel aan, die aanduidt dat de drager van die naam of die titel niet “slechts” vol van genade is maar dat die genade zijn wezen bepaalt en uitmaakt.[1] Bij Maria vallen schepping en begenadiging ineen, zoals later in het dogma van de onbevlekte ontvangenis door het kerkelijk geloof zal worden verwoord. Het gaat bij de genade om een volledig vrije, onverschuldigde gave van God.
Genade
Tegelijkertijd gaat het om een gave waaraan de mens moet meewerken in vrijheid wil hij die kunnen ontvangen. Bij Maria, de begenadigde bij uitstek, valt op hoezeer die goddelijke genade bij de mens past. Aan haar wordt zichtbaar dat de mens niet alleen een mogelijkheid bezit om die genade te ontvangen, maar dat hij van oorsprong bedoeld is voor de genade en op die genade gericht staat. De genade staat gericht op de heiliging van de mens, leidt die mens tot heiligheid en daarmee tot hoe hij oorspronkelijk bedoeld is. Tegelijk wordt duidelijk dat het niet gaat om een passief iets, want de mens is geroepen om mee te werken met die genade.
Dit komt bij Maria op bijzondere wijze tot uiting. Zij prijst de Heer hoog, die grote dingen aan haar heeft gedaan. In die erkenning van de macht van de genade en in het toelaten dat die macht van de genade zich in haar uitwerkt, ligt de grootheid van Maria.
Beeld van eschatologische voltooiing
Als de begenadigde mens is Maria tegelijkertijd ook het oerbeeld van de voltooide Kerk.
Maria als teken van de eschatologische voltooiing komt met name tot uiting in het boek van de openbaring van Johannes, waar vele lijnen van het geloof in Maria als eschatologische gestalte van de Kerk samenkomen. In het 12e hoofdstuk van de Apocalyps staat het volgende:
“Er verscheen een groot teken aan de hemel: een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. Zij was zwanger en kreet in haar weeën en barensnood. Toen verscheen aan de hemel een ander teken: een grote, vuurrode draak. Hij had zeven koppen en tien horens en op elke kop een diadeem. En zijn staart vaagde een derde deel van de sterren des hemels weg en wierp ze op de aarde. En de draak stond voor de vrouw die zou baren om zodra zij gebaard had, haar Kind te verslinden. En zij baarde een Kind, een zoon, die alle volkeren zal weiden met een ijzeren staf”. (Apc.12, 1-5)
De vrouw
De kerkvaders, zoals reeds de heilige Ireneüs van Lyon, zien in de vrouw en het Kind, Maria en haar Zoon, door wiens geboorte de kop van de draak is verpletterd.[2]
De vrouw over wie hier gesproken wordt stelt het volk van God voor, zowel het oude als het nieuwe, gesymboliseerd door de twaalf sterren, beeld van de twaalf stammen van Israël en van de twaalf apostelen. De strijd tussen de vrouw en de draak, beeld van de satan en alle God-vijandige machten in de geschiedenis, is een beeld van de grote strijd tussen goed en kwaad, die de Kerk moet voeren. Kan in deze vrouw ook Maria worden gezien, zoals de traditie dat heeft gedaan? Dit is zeker niet buiten de orde. Immers in vers vijf wordt met het Kind, de zoon, duidelijk verwezen naar Jezus Christus, die in Maria zijn aardse moeder had. “En zij baarde een Kind, een zoon, die alle volkeren zal weiden met een ijzeren staf”. (Apc.12, 5) Als verwezen wordt naar de geboorte van de Messias in de geschiedenis, kan de gedachte aan diens moeder niet worden uitgesloten.
De Messiaanse geboorte
Toch is de Messiaanse geboorte waar het hier over gaat niet dezelfde als die in de evangelies van Matteüs en Lucas wordt verhaald, maar “het is de Messiaanse geboorte van de Paasmorgen. Inderdaad, in het Nieuwe Testament wordt de Verrijzenis herhaalde malen beschreven als een nieuwe geboorte”, schrijft De la Potterie. Hij verwijst naar Handelingen 13, 32-33.[3] De barende vrouw is Vrouwe Sion, de Kerk, en het kind dat wordt geboren is niet slechts de Heer in de voltooiing van Zijn Paasmysterie, maar tegelijk ook heel het lichaam van Christus, allen die Zijn woord aanvaarden en die in vers 17 van ditzelfde hoofdstuk van de Apocalyps worden genoemd: de Vrouw heeft nog andere kinderen.
Persoonlijk én collectief
Als voor de Zoon dus tegelijk een individuele en een collectieve interpretatie mogelijk is, is dat voor de moeder niet uit te sluiten, zeker waar de beide teksten uit het Johannes-evangelie over de bruiloft van Kana en de scene onder het kruis tegelijk persoonlijke en collectieve trekken dragen: Maria is daar niet slechts de persoon Maria, maar zij staat daar als nieuwe Eva, als Vrouwe Sion.[4] De la Potterie wijst in navolging van A. Feuillet op de overeenkomsten van de Apocalyptische tekst met de pericope over Jezus, Zijn moeder en de geliefde leerling onder het kruis: beide keren wordt de moeder van de Messias ‘Vrouw’ genoemd, beide keren heeft zij nog andere kinderen dan haar eniggeboren Zoon en in beide gevallen gaat het om een metaforisch baren dat met het kruis verbonden is. Alleen staat in de Apocalyps de Kerk centraal en is de toepassing op Maria als het ware secundair, terwijl dat bij de teksten van het vierde evangelie juist andersom is.[5] De Kerk is de bruid van de hemelse Bruidegom Christus, zoals bij iedere viering van de heilige Eucharistie tot uiting komt. Maria is het model van de Kerk, het begin en de voltooiing ervan, die in het twaalfde hoofdstuk van de Apocalyps wordt getekend.
Geestelijk moederschap
Zo verschijnt Maria hier als de voltooide, als de eschatologische vrouwe. Zij staat boven de maan, symbool van de wisseling der tijden en van de grillige verandering van de geschiedenis. Deze boven de maan verheven vrouw stelt dus de eschatologische voltooiing tegenwoordig. De verwijzingen naar de pijn bij het baren hoeven hiervoor geen probleem te vormen: het gaat hier om het geestelijk moederschap van Maria en ook Christus toont na zijn verrijzenis de wonden aan zijn handen en voeten.
Zo zien we een lijn in het Nieuwe Testament van de eerste en oudste vermelding van Maria als moeder van de Messias, van haar aanvaarding van de menswording in de tijd, naar de vermelding van Maria als moeder van de Messias in haar eschatologische overwinning, een lijn die eigenlijk in het boek Genesis begint waar in het zogenaamde proto-evangelie (Gen. 3,15) al een verwijzing ligt naar de vrouw die de slang zal verslaan.
(Uit: J. Hendriks, Maria, inleiding tot de katholieke leer over de Moeder van de verlosser)
[1] DE LA POTTERIE, o.c., pp. 50-53.
[2] Adv. Haer. III.23.7, in: SC 34, pp. 394-395.
[3] DE LA POTTERIE, o.c., p. 277.
[4] Vgl. DE LA POTTERIE, o.c., pp. 277-278; vgl. “Wanneer een tekst over één van beiden (Maria of de Kerk JH) spreekt, wordt de betekenis bijna altijd gemeenschappelijk en zonder onderscheid op elk van beiden toegepast”; Z. ISAAC, ABT VAN STELLA Sermo 51, in: SC 339, pp. 200-216; Nederlandse vertaling in: Getijdenboek. Lectionarium, deel 1 - jaar II (Brussel, Zeist, 1990), pp. 51-52.
[5] Ibidem, pp. 283vv.