Zet je in en zie de hand van God
Derde zondag van Pasen C
Zondag 5 mei - Bevrijdingsdag - was ik voor de heilige Mis in de kathedraal. De leerlingen zijn teruggekeerd naar hun oude bestaan: dat van vissers op het meer van Galilea. Daar worden ze opnieuw aangesproken en geroepen. En aan Petrus die zijn Heer driemaal had verloochend, vraagt de verrezene tot driemaal toe: “Heb je me lief?”
Homilie
Wat we niet kunnen en wat we wel kunnen
Ik denk dat we er allemaal wel
regelmatig mee worden geconfronteerd
dat we aan de ene kant beperkte mensen zijn
- hoeveel dingen gebeuren er niet,
ook in ons eigen leven,
die we graag anders hadden gezien,
die we niet kunnen veranderen,
die we niet krijgen zoals we die eigenlijk
graag zouden hebben of zien -
maar dat we aan de andere kant
toch ook wel mooie dingen hebben kunnen bereiken.
Sommige mensen zullen dan denken
aan hun loopbaan in het maatschappelijk leven,
anderen aan hun gezin
of aan wat ze voor andere mensen hebben mogen betekenen.
Rijk
De glimlach op het gezicht van een zieke,
de dankbaarheid van iemand die een moeilijke periode doormaakt
of van iemand die zich alleen voelt staan, enzovoorts:
dat is vaak meer waard
dan de hoofdprijs in een loterij,
want het zijn dit soort dingen
die ons leven rijk maken.
Dus aan de ene kant
maken we mee dat we tegen grenzen aan lopen,
niet voor elkaar kunnen krijgen wat we zouden willen,
terwijl we aan de andere kant
hopelijk ook regelmatig mogen zien
dat ons leven een bijdrage kan zijn en is
aan de opbouw van een mooie en betere wereld.
Grenzen ervaren
Maar soms kan die negatieve kant,
dat ervaren van de grenzen,
de boventoon voeren.
Dan is het tijd - niet voor moedeloosheid -
maar voor een nieuw begin...
En we moeten in feite wel proberen
het over te geven:
het wereldgebeuren
en het goede verloop van onze familie
of van ons eigen leven,
dat alles hangt nu eenmaal niet van ons af
en het is goed te vertrouwen
dat er daar Boven Iemand is die met ons mee zorgt.
In treurnis
Dat ervaren de leerlingen van Jezus
bij het meer van Tiberias;
dat is het meer van Galilea
waar ze ooit door diezelfde Heer waren geroepen
om alles achter te laten en Hem te volgen.
Dat enthousiasme waarmee ze ooit
alles hadden opgegeven,
alles hadden achter gelaten om Jezus te volgen,
was wel een beetje weggeëbd.
Op het moment dat dit evangelie begint,
zitten de leerlingen nog in de treurnis
over het lijden en sterven van Jezus.
Zeker, de eerste verschijningen zijn geweest,
ze hebben de Heer gezien,
maar dat zijn maar momenten geweest
en ze weten niet
wat ze daar mee kunnen of moeten
en de sfeer rond de stad Jeruzalem
was nog steeds vijandig, negatief.
153 stuks
Nu zijn ze in het rustige, landelijke Galilea
en ze weten niet beter te doen
dan hun oude beroep maar weer op te pakken.
Ze vallen terug op het oude, vertrouwde:
ze gaan weer vissen.
Maar dat tegen grenzen aanlopen
wordt nog eens bevestigd
doordat ze die hele nacht niets vangen.
Tegen de ochtend
- als het voor ‘t vissen gunstige moment al voorbij is -
klinkt de opdracht
om het net uit te gooien op een bepaalde plaats,
rechts van de boot
en de leerlingen vangen een overvloed aan vis,
153 stuks,
zoveel als er toen aan soorten bekend was.
Die leerlingen hebben het zelf gedaan,
deze vangst;
zíj hebben het net uitgegooid.
Zij zouden achteraf in de kroeg
een stoer verhaal kunnen vertellen
over die enorme vangst die ze hadden gedaan.
Maar als ze reëel zijn,
moeten ze erkennen
dat het hun is gegeven.
Denken in geschenken
Precies datzelfde geldt voor ons.
Als wij mogen bemerken
dat we iets goeds hebben kunnen doen,
een resultaat hebben behaald
en vooral wanneer we
iets hebben kunnen betekenen voor een ander,
dan is het goed en reëel
om daarbij te bedenken
dat we het aan de ene kant zelf hebben gedaan,
maar dat we het aan de andere kant hebben gekregen:
het was een gave, een cadeautje,
dat we dit hebben mógen betekenen:
we hebben de gaven en de mogelijkheden gekrégen
om dit te kunnen doen.
Denk niet in prestaties van jezelf,
maar in gaven en mogelijkheden
die je zijn geschonken.
Dat is niet alleen de werkelijkheid,
het maakt ons leven bovendien veel mooier.
Hij hééft al vis
Als de leerlingen aan land komen
met die grote hoeveelheid vissen,
staat Jezus daar al bij een vuurtje
met brood en vis erop.
Hij hééft dus al vis,
voordat Hij de leerlingen vraagt
om de vis erbij te brengen
die zij zelf zojuist gevangen hebben.
Jezus is dus niet afhankelijk van Zijn leerlingen
voor het hebben van vis.
En zo is het ook weer met ons allen.
De Heer nodigt ons uit
en vraagt ons om met Hem mee te werken,
mee te bouwen aan dat koninkrijk van God,
aan een betere wereld.
Tegelijk mogen we ons realiseren
dat we er niet alleen in staan
en dat het uiteindelijk allemaal
niet van ons afhangt.
Mensenvissers
Die vraag van die man aan de kant van het meer
moet de leerlingen herinneren
aan de uitnodiging die ze ooit hadden gekregen
om mee te gaan en mensenvissers te worden.
Die 153 vissen geven aan
dat ze naar alle soorten mensen
op de hele wereld
worden uitgezonden.
En tegelijk geeft dit hele gebeuren aan,
dat ze niet moeten denken
dat alles van hen afhangt
en dat zij het middelpunt zijn
en de kerk niet zonder hen kan.
Zet je in en zie de hand van God
Dit gebeuren
is ook voor ons opgeschreven.
Het is een uitnodiging
om ons in te zetten,
zeker: in bescheidenheid,
maar niet te gauw denken
dat het toch niks wordt,
want de Heer werkt met ons mee!
Zet je in
en zie de hand van God.