Burgerschapsvorming en Onderwijsvrijheid
Studiedag NKSR
Woensdag 18 september vond in het Sint Janslyceum van Den Bosch de studiedag van de NKSR (Nederlandse katholieke Schoolraad) over burgerschapsvorming plaats, waaraan ik een bijdrage heb gegeven.
Ruim honderd deelnemers uit het onderwijs woonden de middag bij, die aansloot bij de jaar vergadering van de Nederlandse Katholieke Schoolraad. Verschillende sprekers belichtten het thema: prof. dr. Anne Bert Dijkstra (inspectie sociale kwaliteit onderwijs), prof dr. Lieven Boeve (KUL, Vlaams katholiek onderwijs), Erik van Kerkhoff (adviseur katholieke identiteit van Verus) en - uit de praktijk - Lea Gulikers en Peter Burgers. Jan Willem Wits leidde de interessante middag. Aan het begin heb ik de volgende lezing gehouden over het thema van de studiedag:
Burgerschapsvorming en Onderwijsvrijheid
De vrijheid van onderwijs staat weer eens ter discussie, nu vooral vanuit een ongerustheid over het functioneren van sommige Islamitische scholen. Tenminste, dat lijkt geconcludeerd te moeten worden uit de problematiek die de Onderwijsraad signaleert bij het starten van een verkenning over de betekenis van artikel 23 van de Grondwet in onze tijd: “Segregatie en tekortschietende kwaliteit bij sommige scholen”.
Onderwijsvrijheid afschaffen?
Maar de afgelopen week kwam een veel ernstiger problematiek naar boven: salafistisch georiënteerde moskee-scholen roepen op afstand te nemen van andersdenkenden en hen te haten en maken duidelijk de Nederlandse rechtsorde niet te accepteren. Hier gaat het om scholen die niet bekostigd worden uit de algemene middelen en waarop geen toezicht is en waar onderwijsinspectie geen taak heeft; ze zijn eerder vergelijkbaar met protestantse zondagsscholen. Deze problematiek maakt echter wel duidelijk dat de oplossing van falen van Islamitische scholen niet is de onderwijsvrijheid af te schaffen; onderwijsinspectie en het stellen van normale, algemene eisen aan alle scholen faciliteren juist een dialoog die enerzijds respect kent voor ieders overtuiging en anderzijds een positieve deelname aan de samenleving en aanvaarding van de rechtsorde bevordert. De oplossing bestaat niet uit het weren van geloofsovertuigingen uit het publieke domein, wel mag van ieder worden verwacht dat die onze rechtsorde respecteert en het algemeen welzijn en participatie in de samenleving beoogt. Burgerschapsvorming heeft daarin een belangrijke rol.
Inzet katholieke kerk voor onderwijsvrijheid
De katholieke kerk zet zich al heel lang in voor voor onderwijsvrijheid en burgerschapsvorming, want zij heeft de vrijheid van onderwijs hoog in het vaandel en veel nagedacht over het thema van burgerschapsvorming. De eerste volledige Encycliek over dit thema, Divini illius Magistri, in het Italiaans: Rappresentanti in terra, van de hand van paus Pius XI is van 31 december 1929 en was een reactie op het fascisme en het nationalisme dat de zeggenschap over vorming en opvoeding aan de fascistische staat trok met alle gevolgen van dien.[1] Die staatsopvoeding werd door paus Pius XI beschouwd als een inbreuk en een exces. Zijn onderwijs- en opvoedingsencycliek was een eerste stevige stellingname tegen de gewelddadige ideologieën die de hoofdactoren zouden gaan worden van de tweede wereldoorlog; de befaamde Encycliek Mit brennender Sorge van 14 maart 1937 gericht tegen het Nationaal Socialisme, was daarop een vervolg. Vooral na de tweede wereldoorlog zouden pausen en het tweede Vaticaans concilie zich verder uitdrukkelijk keren tegen de atheïstische staatopvoeding die in communistische landen gebruikelijk werd (vgl. bijv. GS 20,2). De opkomst en de invloed van deze ideologieën was voor de katholieke kerk ook mede aanleiding om de verhouding van kerk en staat opnieuw te doordenken en een duidelijker voorkeur uit te spreken voor de democratische rechtsstaat.[2]
De Encycliek Divini illius... onderstreepte tegenover de fascistische tendensen het onvervreemdbaar recht van het gezin - gegeven door de Schepper zelf - en de missie van de ouders om hun kinderen op te voeden, een recht dat vooraf gaat aan ieder recht van de staat en dat door geen enkele menselijke macht geschonden mag worden. [3] Daarnaast bespreekt de Encycliek ook de zending en taak van de kerk op dit terrein. Het is aan de ouders om voor hun (jonge) kinderen een keuze te maken voor katholiek onderwijs, dat persoonsgericht en vormend moet zijn en van hoog niveau (vgl. bijv. GE 6; DH 5). Daarom wijst ook het tweede Vaticaans concilie iedere vorm van schoolmonopolie en staatsopvoeding af (GE 6).
Burgerschapsvorming in Encycliek
Als we de term “burgerschapsvorming” in het Latijn vertalen met “educatio civica”, klopt het dat de Encycliek van Pius XI op dit thema ingaat. De staat heeft tot taak het recht van het gezin te beschermen evenals de rechten van het kind, als bijvoorbeeld de ouders er niet zijn of niet in staat zijn hun taak op zich te nemen.[4] De overheid mag alleen voorschrijven dat een bepaalde mate van kennis van de burgerlijke en nationale verplichtingen en van de cultuur wordt verkregen, als het recht van de gezinnen en hun levensovertuiging maar wordt gerespecteerd.[5] In dit verband hanteert de Encycliek de uitdrukking “educatio civica” en die heeft betrekking op alles wat tot de burgerlijke en politieke orde behoort (“quae civile et politicum genus complectitur”) en de burgers kan richten op het algemeen welzijn.[6] Het gaat hier om burgerschapsvorming in de betekenis van het verstrekken van informatie over de organisatie van de maatschappij en de instellingen van de burgerlijke overheid zodat de burgers hun rechten kunnen uitoefenen en hun plichten kunnen vervullen.
Wat voor burgerschapsvorming?
De Nederlandse onderwijswetgeving ziet als een doel van het onderwijs de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. Dit is bedoeld als algemeen beginsel, waarbij wel kerndoelen zijn geformuleerd maar dit beginsel betreft geen specifieke kennisoverdracht maar kan ook in de algemene sfeer, in de feitelijke omgang met elkaar en de organisatie van de school tot uiting komen. Deze terughoudendheid van de wetgeving is te prijzen. De burgerlijke overheid stelt zich gereserveerd op waar het gaat om het vaststellen van normen en waarden die inzake burgerschapsvorming moeten worden overgedragen met uitzondering van de realisering van een algemene doelstelling die de participatie van de burgers aan de maatschappij betreft. Het “wat” en het “hoe” worden terecht gescheiden, waarbij dat laatste geen taak van de burgerlijke overheid is. Ik stem daar mee in en acht die terughoudendheid van groot belang. We hebben in het verleden gezien - en we worden het ons in dit herdenkingsjaar weer opnieuw bewust - tot welke excessen een totalitaire staat kan komen. De richting van een “staatsopvoeding”, van een overheid die bepaalt welke opvoeding aan de jeugd zal worden gegeven, moeten we niet uit! Het is gepast bij de herdenking van de 75e verjaardag van onze bevrijding tevens te vieren wat een groot goed de vrijheid is, die de menselijke persoon, diens onaantastbare waardigheid én sociale karakter volledig respecteert. Daartoe behoort ook onze onderwijsvrijheid.
Pluriforme samenleving en taak van de overheid
Met name het tweede Vaticaans concilie (een kerkvergadering van alle bisschoppen van de hele wereld, gehouden in de Sint Pietersbasiliek van 1962-1965) heeft dat verder genuanceerd door andere staatsvisies los te laten en uit te gaan van de democratische rechtsstaat met een beperkter opdracht en zonder “eigen” levensbeschouwing of - overtuiging en door tegelijk het al sinds de tijd van Pius XI bekende subsidiariteitsbeginsel te beklemtonen: “De staat moet... het gehele onderwijssysteem bevorderen, het subsidiariteitsbeginsel indachtig en met uitsluiting van ieder schoolmonopolie”.[7] Het concilie aanvaardde het pluralisme - de verscheidenheid aan opvattingen in een maatschappij - en daarmee verbonden dat een burgerlijke overheid terzake geen keuzes moet maken of standpunten moet innemen. [8] Het zag als taak van de burgerlijke maatschappij en overheid om het algemeen welzijn te bevorderen, het goed samenleven van alle burgers, met respect voor ieders eigenheid, waar men het niet altijd met elkaar eens hoeft te zijn maar men elkaar wel respecteert. Kortom, in een pluriforme maatschappij, waar mensen vreedzaam willen samenleven en kunnen delen in de cultuur, moet er een openheid kunnen zijn om waarden aan de orde te kunnen stellen vanuit een eigen achtergrond en beleving. De gemeenschappelijke waarden betreffen vooral dit goed samenleven; zij kunnen vanuit verschillende achtergronden en belevingen aan de orde worden gesteld.
Rol van het katholiek onderwijs
In dat kader heeft katholiek onderwijs zijn plaats. Een katholieke school zal dan ook altijd leerlingen verwelkomen van allerlei achtergronden, het is geen gesloten, op segregatie gerichte school, integendeel.
Kort samengevat is dus de visie van de katholieke kerk op burgerschapsvorming dat die een cultuur van dialoog, een vreedzaam samenleven en actieve participatie bevordert. Ieder moet dat vanuit eigen waarden en opvattingen kunnen doen. Het hoofddoel van burgerschapsvorming is te bevorderen dat iedere burger actief betrokken kan zijn in “het opbouwen van broederlijk humanisme”.[9] Instrumenten daarbij zijn het bevorderen van pluralisme - dat wil zeggen een klimaat waarin ieder zijn eigen visie kan geven en er respect is voor verscheidenheid - waarin een dialoog tot stand komt die erop is gericht ethische vragen te verdiepen. Die ethische component maakt mooie en goede waarden als uitgangspunt onontbeerlijk: wil je over iets dialogeren, moet je wel een visie hebben - daarom kan een katholieke school die werk maakt van haar identiteit zo’n goede bijdrage zijn - maar dat is juist niet de taak van een burgerlijke overheid die zich verstaat als functionerend binnen een rechtsstaat.
Burgerschapsvorming; kerk (religie) en staat
Religies kunnen in een situatie van ethisch en religieus pluralisme een bijdrage geven aan het vreedzaam samenleven in de maatschappij, indien zij althans deze rechtsstaat met het respect voor iedere mens dat daarbij hoort, aanvaarden en ondersteunen. Uitgaand van positieve waarden als liefde, hoop, verlossing en met een openheid voor uitwisseling en relaties met andersdenkenden, kunnen godsdiensten een aanmerkelijke bijdragen geven om vrede en rechtvaardigheid te bevorderen, zegt bijvoorbeeld een recent document van de Vaticaanse Congregatie voor de Opvoeding.[10] De staat moet geen opvoeder in normen en waarden worden, anders verlaten we in feite het speelveld van de democratische rechtsstaat om terug te keren naar een staatsmodel met autoritaire trekken en naar een staatsopvoeding. Daarvan hebben we de nadelen voldoende ondervonden.
Tegelijk maakt dit alles duidelijk dat burgerschapsvorming geen apart vak hoeft te zijn en al helemaal niet een vak als godsdienst/levensbeschouwing moet verdringen. Burgerschapsvorming komt tot uiting in een schoolklimaat met een benadering die het hele schoolklimaat moet doordringen. Het uit zich in antipestprogramma’s, in zorg dat kinderen uit arme gezinnen mee kunnen doen met de activiteiten, in een sfeer waardoor iedereen erbij hoort, in aandacht voor armen, zwakken, voor mensen in ontwikkelingslanden, vluchtelingen en in een bewuste aandacht voor de persoon van de leerlingen en hun achtergrond. Een dergelijk klimaat is eigenlijk de beste burgerschapsvorming.
+Jan Hendriks
Bisschop-coadjutor van het bisdom Haarlem-Amsterdam
Bisschop referent voor het katholiek onderwijs
[1] De Latijnse versie van de Encycliek is te vinden in: AAS 22(1930), pp. 49-86; de Italiaanse editie in: AAS 21 (1929), pp. 723-762. Beide versies in: Enchiridion delle Encicliche, deel 5, nn. 329-412; over nationalisme, vgl. bijv., n. 363.
[2] Met name in de conciliaire Verklaring Dignitatis Humanae en de Apostolische brief Octogesima Adveniens van paus Paulus VI (Denz. 4502), zie hierover: J. HENDRIKS, Vaticanum II en verder... (Oegstgeest, 2006[2]), pp. 126-133, m.n. pp. 129-130.
[3] Ibidem, n. 352.
[4] Ibidem, n. 362.
[5] Ibidem
[6] Ibidem, n. 364. Vgl. A. OTTAVIANI, Institutiones Iuris Publici Ecclesiastici, deel II Ecclesia et Status (Vaticaanstad, 19604), n. 353, pp. 230-231.
[7] Verklaring over de christelijke opvoeding Gravissimum Educationis (GE), n. 6. Het subsidiariteitsbeginsel werd geformuleerd in de Encycliek Quadragesimo Anno (1931) van paus Pius XI.
[8] GE 6.
[9] CONGREGATION FOR CATHOLIC EDUCATION (for Educational Institutions), Guidelines
Educating to fraternal humanism. Building a “civilization of love”, 50 years after Populorum progressio, April 16, 2017, n. 20.
[10] CONGREGATION FOR CATHOLIC EDUCATION (for Educational Institutions), Guidelines Educating to fraternal humanism. Building a “civilization of love”, 50 years after Populorum progressio, April 16, 2017, n. 13.