Alles begint bij water...
Symbolen van de doopkapel van de kathedraal
Woensdag 19 mei heb ik voor de Vriendenkring van de Kathedraal een lezing gehouden over de symbolen van de doopkapel. De lezing is te bekijken en beluisteren op kathedraal TV. Hieronder vindt U de tekst. Atti Noordhof, voorzitter van de vriendenkring, leidde de avond in en riep op om lid te worden van de vriendenkring.
Lid worden kan door te mailen naar: vriendenkring@koepelkathedraal.nl
Alles begint bij water...
Symbolen van de doopkapel
Alles begint bij water, ook in het boek der boeken. De bijbel begint in het boek Genesis met water. Gods Geest zweefde over de wateren (Gen. 1, 2) en de schepping wordt dan vervolgens allereerst beschreven als het scheiden en ordenen van het water, waardoor het uitspansel ontstaat en droog land. Alles begint bij water. Zo is het ook in het leven van een christen: dat begint bij het doopsel en de dopeling verrijst met Christus en wordt “een nieuwe schepping” (2 Kor. 5, 17) door het water van het doopsel dat nieuw leven geeft en een zegen is. De doopkapel, waar dit allemaal mag gebeuren, is dus een belangrijke plaats in onze kathedraal.
Maar voordat we naar de doopkapel gaan, val ik U nog even lastig met enkele inleidende beschouwingen, want om de doopkapel te leren kennen, moeten we eerst de kathedraal als zodanig begrijpen.
Sicut sponsa ornata
Architect Joseph Cuijpers was pas 32 jaar oud toen hij de opdracht aannam om een nieuwe kathedraal in Haarlem te bouwen. De bouw van de Sint Bavo was niet alleen de belangrijkste opdracht van zijn leven, maar ook het bouwwerk dat hem als architect gedurende zo’n dertig jaar zou bezig houden. De beslissing om de kathedraal te bouwen werd in 1893 genomen door de bisschop van Haarlem, mgr. Caspar Bottemanne, maar het is niet waar - zoals je hier en daar kunt lezen - dat diens wapenspreuk het motto is van de kathedraal. De wapenspreuk van de bisschop was “Omnia in charitate” (alles in liefde) terwijl het motto van de kathedrale basiliek luidt: “Sicut sponsa ornata”, getooid als een bruid.
Die wapenspreuk van de kathedraal, die gekozen moest worden toen de kathedraal ook een basiliek werd (1948), drukt op prachtige wijze uit wat het gebouw wil zijn: een bruid getooid voor haar Heer, naar een tekst uit het Hooglied. De bruidegom moet natuurlijk prettig verrast worden door de bruid als zij met haar bruidsjapon tevoorschijn komt. Ik denk dat dit zeker geldt voor deze bruid van de Heer! De wapenspreuk is bovendien van toepassing omdat het in het Bijbelse Hooglied gaat om een mystieke dialoog tussen God/Jezus Christus en de menselijke ziel en een kerk is er natuurlijk voor bedoeld om die dialoog te faciliteren, het is een huis van God, een plaats waar we de Heer ontmoeten. Volgens het proefschrift “Sicut sponsa ornata” van de uit Zaandijk afkomstige Robert Jan van der Meer (* 1975) is het Hooglied met die dialoog ook de belangrijkste hermeneutische sleutel tot het verstaan van de theologische betekenis van de Matteüs-passie van Johan Sebastiaan Bach. Aan de uitvoering van de Matthaüspassion werkt het muziekinstituut van de kathedraal jaarlijks mee. Het gaat Bach in de gewijde muziek om een relatie tussen God en mens zoals in de spreuk “Sicut sponsa ornata” uit het Hooglied al tot uitdrukking komt: het is schoonheid dienstbaar in de relatie met de bruidegom, God de Heer. En zo is in de kathedrale basiliek en haar wapenspreuk de relatie gelegd tussen het gebed, de mystiek, de schoonheid en de muziek, die ons tot God brengen.
De symboliek van de kathedraal
De uitwerking van de bouwplannen voor een nieuwe kathedraal komt vooral voor rekening van de vicaris-generaal en latere opvolger van mgr. Bottemanne, bisschop Augustinus Callier, die dan ook wel als de eigenlijke bouwheer van de Bavo wordt gezien. Callier sprak de jonge Cuijpers uitgebreid op de terugreis na de kerkwijding van de St. Urbanuskerk in Nes aan de Amstel, die Cuijpers had ontworpen. De twee spraken over kerkbouw en symboliek; waarschijnlijk is toen het idee gerijpt om de jonge Cuijpers voor de bouw van de kathedraal te vragen en niet diens vader, de beroemde architect Pierre Cuijpers, die toen ook nog volop actief was. Over symboliek in het kerkgebouw had Callier veel ideeën en die hebben plan en opzet van de Haarlemse kathedraal sterk beïnvloed, zoals onder meer naar voren komt in het boek over de symboliek van onze kathedraal dat in 1898 bij de eerste inwijding van de kerk werd geschreven door rector M. A. Thompson. Dat boek wordt nog steeds gebruikt en geciteerd, het blijft een belangrijke bron. Deze priester Thompson was een goede vriend van Callier en van 1889 tot 1913 hoofdredacteur van het dagblad De Maasbode, toen een van de meeste gelezen dagbladen en de grootste katholieke krant in Nederland. Die goede contacten tussen Callier en Thompson rond de symboliek van onze kathedraal zouden later niet alleen maar voor iedereen voordelig blijken, want Thompson ontwikkelde zich tot een “integralist” (zo werd iemand genoemd die er sterk op gericht was overal ketterij en afwijking van de katholieke geloofsleer te vermoeden en te bestrijden; de term ‘integralist’ is overigens van later tijd). Callier was op dat punt gevoelig voor de argumenten van Thompson en dat leidde tot verschillende pijnlijke beslissingen, zoals de verwijdering van de belangrijkste Nederlandse theoloog van die tijd, prof. Van Noort, van het seminarie van Warmond. Maar dit terzijde.
Callier heeft dus naar alle waarschijnlijkheid een doorslaggevende invloed gehad op de symboliek van de kathedraal. En de kathedraal is inderdaad vol symboliek, daarover is in Uw kring natuurlijk al vaker gesproken: de pilaren die gewijd zijn aan de twaalf apostelen; de zuilen van de kruising die gewijd zijn aan de zogenoemde kardinale deugden; de zuilen voor de absis gewijd aan de goddelijke deugden; de zeven gaven van de Geest in de absis-vensters, met daaronder de vruchten van de Geest en de zonden tegen de Geest; de gele tegels overal met de rozen die de heilige Geest symboliseren die neerdaalt over de gelovigen; de koepel die het hemelse Jeruzalem uitbeeldt met allerlei verwijzingen naar het laatste boek van de bijbel, de Openbaring van Johannes of Apocalyps en de grote lofzang “Te Deum” die door de kerk heen uitgeschreven staat, die de eer en lof uitbeeldt die de gelovigen in het kerkgebouw aan God willen brengen. Dit alles (en nog veel meer) maakt de Kathedraal tot één grote catechese; wie het geluk heeft een verdiepende rondleiding door het gebouw te krijgen die heel die symboliek uitlegt, heeft in feite een complete inwijding in het geloof te pakken!
De kathedrale basiliek verbeeldt dus de levende geloofsgemeenschap die hier op aarde pelgrimeert (vroeger: ‘de strijdende kerk’ genoemd), die gebouwd is op het geestelijk fundament van de apostelen, die gesterkt wordt door de gaven van de heilige Geest, die geroepen is om de deugden te beoefenen - een goed mens te zijn - en God te eren en te loven en die als levensdoel heeft: eeuwige vreugde in het hemels Jeruzalem.
De plaats van de doopkapel in de kathedraal
Die symboliek gaat ook door in de doopkapel. Gewoonlijk betreden we die doopkapel vanuit het kerkgebouw, maar eigenlijk zouden we onze ogen nog even moeten sluiten totdat we daar zijn binnengegaan, want het is natuurlijk bij het doopsel dat dit allemaal begint; door het doopsel treed je die geloofsgemeenschap binnen, die verbeeldt wordt door de kathedraal. Eigenlijk is het dus volkomen fout dat we de doopkapel vanuit de kerk betreden. Er is nog een toegang: een deur die uitkomt in de sacristie, de plaats waar de priester en de assistenten zich voorbereiden op de liturgie. Helaas wordt die deur door kledingrekken geblokkeerd; die toegang is dus in onbruik geraakt. Maar het is daar in de sacristie, dus nog buiten het eigenlijke kerkgebouw, dat de doopliturgie begint, althans zo was het in de opzet van de kathedraal bedoeld. Vervolgens betreedt men de doopkapel, die geborgenheid uitstraalt, zorg en nieuw leven (we komen daar zo op terug). Daar ontvangt de dopeling dat nieuwe leven en wordt door het doopsel een christen.
Dan pas gaat men het eigenlijke kerkgebouw binnen, dat als ruimte de gemeenschap van de gelovigen verbeeldt, zoals ik die daarnet heb beschreven. De kathedraal is hoog en boven het schip torent de koepel uit. Dit maakt duidelijk dat het leven van de gedoopte mens al met God en met de hemel - die uiteindelijke bestemming van de gelovige mens - is verbonden. In de huidige doopliturgie wordt na het eigenlijke doopsel, ter afsluiting van de doopviering bij het altaar het onze Vader gebeden en de zegen gegeven.
Maar laten we nu terugkeren naar de doopkapel.
Paradijsstromen en de ruimte van de doopkapel
De kunstwerken in glas van Marc Mulders die we daar aantreffen, sluiten aan bij de thematiek van de doopkapel zoals die door de architect ontworpen was. Wie vanuit de grote, hemel-georiënteerde kathedraal weer de kapel binnengaat ervaart - zoals al even aangeduid - verbondenheid met de aarde, met de natuur en een soort geborgenheid: de architectuur vormt met de gebogen gewelven en stenen stammen een soort klein weelderig woud om de bezoeker heen en die ervaring wordt versterkt door de versieringen met blad- en plantmotieven op de muren; in de oude glas-in-lood-ramen zijn engelenkopjes afgebeeld, die eveneens geborgenheid oproepen: de beschermengelen of engelbewaarders behoeden de dopeling voor de gevaren die van buiten kunnen komen. Dus: vruchtbaarheid, weelderige bloei, bescherming en geborgenheid. Gijs Frielink heeft daarbij aangesloten door de sokkel van de doopvont te versieren met bloemen en planten. Daaraan zijn door Marc Mulders kunstwerken toegevoegd die de paradijsstromen verbeelden.
Dat water leven geeft en nieuw leven doet ontstaan en groei en bloei schenkt, is een algemeen menselijke ervaring die we ook in de bijbel regelmatig tegenkomen, bijvoorbeeld in het 47e hoofdstuk van het boek Ezechiël (47,1-12), waaraan onder meer het lied is ontleend dat in de Paastijd in katholieke kerken wordt gezongen bij de besprenkeling met het gewijde water: “Vidi aquam”. In de Paaswake die in de nacht voor Pasen wordt gevierd, wordt het doopwater gewijd en na de wijding van dat water worden de gelovigen ermee besprenkeld als teken van en herinnering aan het doopwater waardoor zij nieuw leven hebben gekregen. Paulus verwijst daarnaar in de brief aan de Kolossenzen (Kol. 2,12): “met Christus begraven in het doopsel, zijt gij ook met Hem daaruit opgestaan”. Paulus gebruikt hier eigenlijk het beeld van onderdompeling, wat nog steeds een manier is waarop het doopsel kan plaatsvinden. In het ondergedompeld worden ziet Paulus dus het begraven worden van de oude mens met zijn zonden, en in het weer oprijzen uit het water ziet hij een verrijzenis, het door Gods genade komen tot een nieuw leven in Christus. De profeet Ezechiël, die ik net aanhaalde, zag water uit de tempel stromen dat overal rijke vruchtbomen en andere vegetatie deed ontstaan.
Door de toevoeging van de kunst van Marc Mulders is de kapel als het ware compleet geworden: de vruchtbaarheid van bomen en planten die al was afgebeeld komt vanuit vier Paradijsstromen. Die Paradijsstromen worden vermeld in het eerste boek van de bijbel; ze komen voort vanuit een rivier die uit het Paradijs, de hof van Eden stroomt.
Vanaf de vierde eeuw al vinden we in de kunst het symbool van die vier Paradijsstromen. Vaak wordt dan het Lam Gods afgebeeld, staande op een berg, van waaruit die vier Paradijsstromen ontspringen. U kent waarschijnlijk wel het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck in die andere Sint Bavokathedraal die in Gent staat, het altaarstuk waarop we dit Lam Gods vinden te midden van een paradijselijk landschap en met op de voorgrond de achthoekige bron van het water des levens, waarbij door die achthoekige vorm uitdrukkelijk de relatie wordt gelegd met de doopvont en dus met het doopsel.
Deze gedachte over het Lam, het water en het paradijs komt voort uit de Apocalyps (Apc. 14,1), het laatste boek van de bijbel, waar het over het Lam Gods gaat dat op een berg staat. In dat boek dat ook de Openbaring van Johannes wordt genoemd, wordt daarna aan de ziener stromend water getoond, de stroom van het water des Levens, helder als kristal, die voortkomt uit de troon van God en van het Lam (Apc. 22, 1).
De kerkelijke schrijvers uit de eerste eeuwen van onze jaartelling waren gewend heel het Oude Testament te zien als een voorafbeelding en een aankondiging van wat in het Nieuwe Testament door Jezus Christus zou worden volbracht en vervuld en in de christelijke kunst wordt dat uitgebeeld. Jezus zelf wordt bijvoorbeeld al in het Nieuwe Testament als de nieuwe Mozes aangeduid (vgl. Jo. 1, 17) en Hij wordt de nieuwe Adam genoemd (1 Kor. 15, 45-46), maar zo zijn er vele voorbeelden. Zo kreeg ook de rivier die vanuit het Paradijs stroomde en zich opsplitste in vier armen en waarover we in het boek Genesis lezen (Gen. 2, 10), een nieuwe interpretatie en een toepassing op wat ons door Jezus Christus is gegeven. De namen van de vier Paradijsstromen vinden we in Gen. 2, 11-14 (Geon, Physon, Tigris en Eufraat). Bij oude kerkelijke schrijvers en in de kunst symboliseren zij de vier evangelies die de boodschap van het heil bevatten en nieuw leven schenken. Dat vinden we bijvoorbeeld terug op het evangeliarium van Echternach dat uit het einde van de tiende eeuw stamt: de evangelisten worden er afgebeeld, terwijl zij uit grote kruiken water uitgieten: zij geven leven, het evangelie is leven gevend, wordt daarmee bedoeld. Dat de vier rivieren van het Paradijs als symbool voor de evangelies worden gezien, is in de vroege middeleeuwen al zeer gangbaar. Zij zijn dan ook veelvuldig in de kunst terug te vinden, bijvoorbeeld in de beeldhouwkunst van het noorderportaal van de kathedraal van Chartres.
Maar er is nog een andere symboliek verbonden met de paradijsstromen. Ambrosius en Augustinus, twee kerkvaders uit de vierde eeuw, brengen die vier Paradijsstromen al in verband met de vier kardinale deugden. Deze vier deugden, die in de kathedraal zijn uitgebeeld door de vier zuilen van de kruising (dus rond het liturgisch altaar), zijn voorzichtigheid, gerechtigheid, sterkte en matigheid. De sterkte (fortitudo) vindt U onder de preekstoel met om de hoek van die zuil het symbool dat erbij hoort: de leeuw. En daarmee werd weer aangesloten bij het oude gezegde dat de priester moest zijn een lam in de biechtstoel maar een leeuw op de preekstoel.
Dit is een extra reden waarom de vier Paradijsstromen graag bij een doopvont worden afgebeeld, niet alleen in deze nieuwe kunst in onze kathedraal maar ook al in de middeleeuwen, bijvoorbeeld op een rond 1220 gemaakte doopvont in Hildesheim. De vier Paradijsstromen worden daar gekarakteriseerd als de deugden: Phison als Voorzichtigheid, Geon als matigheid, Tigris als sterkte en Eufraat als gerechtigheid. De wens is dus: moge de dopeling deze deugden beoefenen. En zo leggen de versieringen van Marc Mulders al een verbinding tussen de doopkapel en de deugden op de zuilen midden in de kerk.
De Paradijsstromen rond de doopvont in onze kathedraal wijzen zo aan de ene kant op het heil, de verlossing die door de evangelies wordt verkondigd en die de dopeling ontvangt: de dopeling wordt gered door het water van de doop. Tegelijk wijzen die Paradijsstromen op de opdracht die de dopeling daarmee ontvangt: die wordt geroepen een deugdzaam leven te leiden, “te deugen”, onder meer door het beleven en in praktijk brengen van die kardinale deugden.
De symbolen bij de Paradijsstromen
Marc Mulders heeft bij die vier Paradijsstromen steeds een symbool uitgebeeld: Bij de Pison staat de maan. Mulders heeft dat zelf aangeduid als het licht op de levensweg van de dopeling. De maan ontvangt haar licht van de zon en daarom wordt de maan ook gezien als symbool voor de ziel die het licht, de genade van God ontvangt, of ook als symbool voor Maria en de Kerk die beiden doorgeven wat zij van Christus hebben ontvangen, zoals de maan het licht van de zon doorgeeft.
Zon en maan verlichten de levensweg van de dopeling, maar de maan is daarbij het licht dat de nacht verlicht en de nacht staat voor het duister van het kwaad. De maan verwijst daarmee naar de momenten dat we licht, verlichting, warmte bijzonder nodig hebben, als onze ziel wordt gekweld door het kwaad of door droefheid en gebrek aan perspectief. Daarmee is het ook een wens aan de dopeling: moge het licht dat van God komt jouw ziel en je hart verlichten, juist in moeilijke tijden.
Bij de tweede Paradijsstroom, de Geon (of Gichon), staat de slak afgebeeld. Marc Mulders schrijft hierover: “...de slak, de tijd, als teken van het dankbaar zijn in het moment. De voortgang van de slak is ongehaast. De nederige slak verenigt tegenstellingen als de tijd en de eeuwigheid, het zaad dat ontkiemt en de kosmos die uitdijt”.
Daarmee is die slak dus een goed levensadvies geworden: de slak gaat langzaam, leeft in het moment en nodigt uit om dankbaar te zijn voor wat je op dit moment gegeven wordt, de slak leeft ontspannen, niet ‘streberig’ wat al een teken van eenvoud en nederigheid is; die nederigheid moet het kenmerk van een christen zijn naar het voorbeeld van Jezus Christus en vanuit het besef dat alles gave is, uiteindelijk een onverdiend geschenk.
In verschillende culturen is de slak een teken van vruchtbaarheid en bevalling: zoals de slak uit zijn huisje tevoorschijn komt, zo wordt het kind geboren. In de christelijke kunst is de slak soms een beeld van de ontvangenis van Maria door de heilige Geest, omdat de slak geacht werd zwanger te worden van de dauw (Franciscus de Retza, Defensorium).
De volgende Paradijsstroom is de Eufraat, waarbij Paradijsvogels zijn afgebeeld met jongen. Dit beeldt volgens Marc Mulders de zorg uit. De ouders zijn geroepen om goed voor dit kind te zorgen en ook God zelf zal voor dit kind zorgen en het met liefde begeleiden. In het water zijn bloemen afgebeeld, waarmee Marc Mulders wilde aansluiten bij de bloemen in keramiek die op de muren van de doopkapel zijn afgebeeld.
Tenslotte zijn er de zwanen, die worden afgebeeld bij de vierde Paradijsstroom, de Tigris. Marc Mulders licht toe: “Zwanen zijn symbool van de zuiverheid, gratie en van de liefde wegens hun monogaam zijn”. Bij de meeste schrijvers, waaronder onze eigen Joost van den Vondel, is de zwaan een symbool van de liefde en zij wordt gezien als symbool van een goede dood (denk aan de uitdrukking: “zwanenzang”). Daarnaast komt de zwaan voor als symbool van een zuivere levenswandel, omdat de zwaan rondzwemt in het water terwijl haar veren het vocht van het water niet opnemen. Zij schudt het water zo weer van zich af. Daarmee worden de zwanen een wens aan de dopeling dat die het kwaad van de wereld niet over zal nemen, maar van zich af zal kunnen schudden en goed en zuiver, liefdevol zal leven.
De lichtkoepel
Het licht in de doopkapel komt uit de lichtkoepel bovenin waar alle lijnen van de doopkapel naar toe lopen. Dat licht bestraalt alles. Het is een beeld van het licht dat van God, dat van Christus komt. Door het doopsel wordt de dopeling “in Christus gedoopt, met Christus bekleed” (Gal. 3, 27). Zijn licht zal over het leven van de dopeling stralen. Vandaar dat Marc Mulders heeft bedacht in die koepel een doorschijnende schaal te plaatsen met een vis. Die vis is een oud symbool voor Jezus Christus dat door de christenen van de eerste eeuwen veel werd gebruikt. We vinden de vis op graven van christenen uit de eerste christentijd, op hun sieraden en bij oude kerkelijke schrijvers als Tertullianus (+ rond 230; De Baptismo 1,3). Het lijkt erop dat men oorspronkelijk de gelovigen in vissen gesymboliseerd zag. U zult het verhaal van de wonderbare visvangst wel kennen: de leerlingen moeten op bevel van Jezus de netten uitgooien en vangen dan een enorme hoeveelheid vis; vervolgens krijgen die leerlingen de opdracht mensenvissers te worden. Kortom, de apostelen moeten het evangelie verkondigen en mensen tot geloof brengen, vele vissen in hun netten verzamelen. Maar uiteindelijk bepaalt natuurlijk niet de missionaris of iemand werkelijk in Christus gaat geloven. De apostel kan nog zo zijn best doen, uiteindelijk is het geloof een gave, een genade en dus is dé grote mensenvisser Jezus Christus zelf.
Maar al gauw in de geschiedenis werd de symboliek van de vis toegepast op Jezus Christus zelf en dat heeft alles te maken met het Griekse woord voor vis, dat “Ichtus” luidt. De christenen zagen daarin een afkorting voor het Griekse “Iesous Christos Teou uios sotèr”, wat betekent: Jezus Christus, Zoon van God, Verlosser. Het werd onder christenen zo gangbaar dat het vaak gebruikt schijnt te zijn om tijdens de christenvervolgingen in die eerste eeuwen de geheime plaats van samenkomst aan te duiden. Daar heeft Marc Mulders dus betrekking op willen nemen: door die lichtkoepel schijnt als het ware het licht van Christus, de Zoon van God en verlosser op de dopeling die recht daaronder het doopsel ontvangt. Kind, jouw leven wordt bestraald door het verlossende licht van Christus.
De doopschaal
Marc Mulders heeft bij de oplevering van zijn kunstwerk een glazen doopschaal geschonken die op de sokkel gemaakt door Gijs Frieling is geplaatst. In de toelichting die Gijs Frieling erbij heeft gegeven staat dat op de doopschaal gebrandschilderde schelpmotieven te vinden zijn. Inderdaad kun je de figuren op de doopschaal zo zien en een schelp is heel passend op een doopvont. Gewoonlijk wordt het doopsel als dat door begieting plaatsvindt, toegediend met een schelp waarmee het water over het hoofd van de dopeling wordt uitgegoten, met de woorden die Jezus in het evangelie heeft aangegeven: “Ik doop je in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest” ( vgl. Mt. 28, 19). Een schelp heeft lijnen die op één punt beginnen en dan elkaar niet meer raken maar steeds breder oneindig uiteengaan. Daarmee is de schelp een symbool van een leven dat niet eindigt, het eeuwig leven, dat de dopeling door het doopsel ontvangt. Het leven van een kind begint op een bepaald moment, maar is vervolgens voor de eeuwigheid bestemd, zo wordt door het schelp-symbool tot uitdrukking gebracht.
Maar als we goed kijken naar de schelpen die Marc Mulders op de doopschaal heeft afgebeeld, lijken die tegelijk op mooie vlinders die met opgeheven vleugels over die doopschaal lopen. Zoals we allen weten is het de rups die zich tot vlinder ontpopt en dan niet meer aan de aarde vastzit maar vrij kan vliegen in het licht van de zon. De vlinder is vaak een beeld van de verrijzenis, de opstanding tot nieuw leven. Het beeld van de vlinder wordt gebruikt om de verrijzenis van Jezus Christus aan te duiden die sterft en tot nieuw leven komt en het is tegelijk een beeld voor onze deelname aan de verrijzenis door het doopsel: de dopeling verrijst met Christus tot nieuw leven, zo wordt door die vlinders uitgedrukt.
De sokkel en de glas-in-lood-ramen
Die doopschaal rust dus op de sokkel die gemaakt is door Gijs Frieling. Vooral aan twee elementen kun je eigenlijk wel zien dat hij de maker is. Gijs Frieling heeft in de kathedraal ook het mozaïek gemaakt dat de roeping van Mozes uitbeeldt. Het is een Mozes in jeans en op sneakers en met zijn haar in een knotje, een duidelijke verwijzing naar de tijd van nu. Ook op de sokkel heeft hij zoiets gedaan: aan de achterzijde is een plastic fles te zien, zoals de flessen waarin mensen vaak wijwater meenemen vanuit de kerk of een bedevaartplaats.
Aan de voorkant van de sokkel staan de woorden: “Jij bent er”. Dat is een kernachtige bevestiging dat een nieuw mensenkind op deze wereld is gekomen bij de geboorte van de baby die de doopkapel is binnengedragen (de meeste dopelingen zijn baby’s). Maar die woorden leggen ook een verbinding met het mozaïek van de roeping van Mozes. Want bij zijn roeping in de woestijn kreeg Mozes de naam van God te horen, die luidt: Jahweh, “Ik zal er zijn”. Jij bent er, klein kind (of ouder mens) en God zal er voor jou zijn. Wat je ook gebeurt, je bent geborgen in Gods voorzienigheid.
Boven de doorgang naar de kerk heeft Marc Mulders vijf gebrandschilderde glas-in-lood raampjes aangebracht, die hij ‘de kosmos’ heeft genoemd: “een geschilderd sluiergordijn op glas met een sterrenhemel”. Hij heeft aan willen sluiten bij het zogenaamde “oriëntalisme” van de kathedraal: op verschillende plaatsen heeft Cuijpers vormen en elementen uit de Arabische beeldcultuur aangebracht, zoals in de binnenzijde van de torens. Die vijf raampjes vormen een overgang van de verwelkomende, besloten, geborgen ruimte van de doopkapel naar de hoge en brede weidsheid van de kathedraal. Zij kondigen aan: mens, dopeling, je gaat een nieuwe wereld binnen, een nieuwe kosmos...
Wat heeft de kathedraal ons toch veel te vertellen!