Afstand nemen
Tweede zondag van de veertigdagentijd B
Deze zondag heb ik de heilige Eucharistie gevierd in de Sint Urbanuskerk in Nes aan de Amstel (op de foto: het beeld van de H. Urbanus in deze kerk). Het evangelie was dat van de gedaanteverandering van Jezus (Mt. 9,2-10), de eerste lezing verhaalde over het offer van Abraham (Gen 22), in de tweede lezing riep de apostel Paulus op tot vertrouwen: "Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?" (Rom. 8, 31b-34). Hieronder volgt de homilie.
Ik denk dat we het bijna allemaal weleens hebben meegemaakt dat het ons heel goed deed als we er even tussen uit waren gegaan. Zorgen, drukte, stress, dingen waar je je heel erg bezorgd om maakte, het is ineens allemaal ver weg en doordat we letterlijk afstand nemen, kijken we er weer heel anders naar. Ook in het geestelijk leven heb je zoiets. Al heel vaak heb ik het meegemaakt dat mensen ineens open waren voor een ontmoeting met God, dat mensen ineens innerlijk geraakt werden doordat ze wegtrokken uit hun gewone, dagelijkse bestaan en in alle openheid een nieuwe ervaring konden opdoen.
De afgelopen zomer ben ik mee geweest met de jongerenreis naar de Wereldjongerendagen in Madrid. Onderweg hadden we een tussenstop in Andorra en op een avond was daar aanbidding. Voor veel jongeren was het de eerste keer dat zij dit meemaakten. Tijdens die aanbidding waarbij zacht muziek werd gespeeld, was er ook gelegenheid om te praten met een priester of bij hem te biechten, je kon een lichtje plaatsen bij het heilig Sacrament en als het voor je eigen gevoel voldoende was geweest, kon je naar buiten, de stad in of naar je kamer gaan.
Maar de jongeren bleven lang. De avond begon pas om half tien ‘s avonds, tegen half twee ‘s nachts werd de avond eindelijk afgesloten. Ik heb later nog met heel wat jongeren gesproken: daar hadden ze voor het eerst gemerkt en ervaren dat God werkelijk bestaat, dat Hij bij hen was. Een jongen kwam maanden later nog eens met me praten om te vertellen dat hij daar de roeping had gekregen om priester te worden en het liet hem niet meer los. Iets dergelijks kan gebeuren en dat heb ik al dikwijls gehoord, als mensen op bedevaart gaan.
Toen ik nog op De Tiltenberg was en mensen ontving die op de zaterdagopleiding van het Sint Bonifatius-instituut wilden komen studeren, kwam het regelmatig voor dat het antwoord op de vraag: hoe ben je ertoe gekomen om dit te gaan doen, begon in de bedevaartsplaats Lourdes. In Lourdes waren zij geraakt en daar hadden zij het verlangen gevoeld om meer te doen, een stap naar God te zetten. Een ander moment wat voor mensen belangrijk was, bleek vaak de retraite te zijn, het je enkele dagen afzonderen voor gebed en bezinning, met hulp en inleidingen van een priester. Maar het komt eigenlijk allemaal op hetzelfde neer: “Trek weg uit je land”, zei God al tegen Abraham en Abraham deed het, hij ging op reis en hij kreeg daarbij zo’n rotsvast geloof en vertrouwen in God dat hij zelfs bleef vertrouwen als God hem, heel gekke dingen vroeg, zoals in de eerste lezing van vandaag: dat hij zijn kind moest opofferen, zoals dat bij sommige heidense volkeren wel de gewoonte was in die primitieve tijd waarin Abraham leefde. Abraham beleef vertrouwen, zelfs als alles tegenzat en hij geen kinderen kon krijgen, terwijl hij en zijn vrouw almaar ouder werden. Hij bleef vertrouwen met een rotsvast geloof, want hij had God ervaren, hij wist van binnen dat God bestond, dat Hij hem liefhad en voor hem zou zorgen.
Je moet er soms even uitgaan om nieuwe ervaringen op te doen, je moet soms gaan naar een plaats waar je God kunt ontmoeten, anders en nieuw, om een nieuwe impuls voor je leven te krijgen, een nieuwe weg gewezen te krijgen en je leven anders en dieper en met meer vertrouwen te kunnen bekijken.
In het evangelie van vandaag gaan drie apostelen er ook even uit, even weg van de drukte van iedere dag, van de menigten mensen die hen voortdurend omringen. Ze gaan een hoge berg op; door de traditie wordt daarvoor de berg Tabor aangewezen, een oase van rust, vanwaar je een prachtig uitzicht over het landschap hebt. Daar mogen ze even de heerlijkheid, de stralende glans van hun Heer en meester aanschouwen. Het is prachtig en het is een ervaring die ze nooit zullen vergeten, ook al mochten ze er nog niet over spreken. Dit gebeuren vindt zo ongeveer midden in het evangelie plaats. Zij hebben al van alles met Jezus meegemaakt, die leerlingen. Ze hebben wonderen gezien, grote massa’s mensen die met Jezus meegaan, en zij zelf waren geroepen en tot apostelen aangesteld. Maar nu komt het tweede deel van het evangelie en van het leven van Jezus; langzaam wordt de situatie grimmiger, Farizeeën en schriftgeleerden beginnen te konkelen en te stoken, hun Heer moet gaan lijden en zal sterven en de dromen van de apostelen over een koninkrijk met Jezus als koning en met hen als ministers, vallen langzaam in duigen. Het zal anders zijn, maar met vallen en opstaan - ze blijven zwakke mensen - kunnen zij het toch aan, want ze hebben God ervaren, zij hebben de heerlijkheid van Jezus gezien.
Deze tweede zondag in de veertigdagentijd is zo ook voor ons een uitnodiging, een invitatie om eens afstand te nemen van je dagelijkse beslommeringen, van de dingen die je zoveel zorgen geven en pijn doen, misschien, om in deze tijd van bezinning Hem te ervaren en nieuwe krachten op te doen om je levensreis in een hernieuwd en verdiept contact met God te vervolgen.
AMEN