Zozeer heeft God de wereld liefgehad....
Homilie vierde zondag van de veertigdagentijd jaar B
Als we de heilige communie ontvangen, komt de Heer zelf bij ons. Een betere gast kun je niet op bezoek krijgen! Er zijn wellicht momenten in Uw leven geweest dat U dat heel sterk ervaren hebt: Hij is nu bij mij.
Sommigen hadden dat bij hun eerste heilige communie, toen ze voor het eerst het lichaam van Christus mochten ontvangen. Misschien kunt u zich dat moment nog herinneren, mij staat het in ieder geval nog helder voor de geest. Anderen hadden dat gevoel van Gods aanwezigheid op hoogte of diepte punten van hun leven, momenten of perioden van verdriet en pijn, of van vreugde en dankbaarheid.
Mij is weleens opgevallen dat mensen die in hun leven iets heel ergs hebben meegemaakt, bijvoorbeeld dat zij jong hun ouders moesten missen - als ze er dan toch wel goed en sterk uit zijn gekomen -, vaker ook een diepe band met God, met Jezus in de heilige Eucharistie en met Maria hebben. Het geloof werd een grote steun en een kracht voor hun leven. En dat is vaker zo: Je hebt iets meegemaakt, je bent ergens doorheen gegaan, dat heeft je gevormd, je bent geconfronteerd met de ernst van het leven en daar kun je ook door groeien. Maar ook soms als je juist heel rustig bent en ontspannen, relaxed, kun je God ontmoeten, omdat je geest meer open is, minder in beslag genomen door de dagelijkse drukte.
Zo zijn bezinningsdagen, een retraite of een goede bedevaart, even eruit kansen om God te ontmoeten. Afgelopen zomer tijdens de reis naar de wereldjongerendagen hadden veel jongeren dit tijdens een aanbidding in Andorra, waar ze zomaar, rustig, wat zachte muziek op de achtergrond, bij de Heer in het Sacrament konden zijn. Velen hebben er Gods aanwezigheid, sommigen ook hun roeping ervaren.
Op zo’n moment worden die woorden die we vandaag in het evangelie hebben gehoord heel persoonlijk wáár voor je: “Zo zeer heeft God de wereld lief gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven”. Natuurlijk, je ziet Hem niet, Hij is verborgen onder de gedaante van een heel klein stukje brood, heel eenvoudig, nederig, zachtmoedig, liefdevol komt Hij bij ons, zoals Hij eens op aarde is gekomen in de eenvoudige gestalte van een arm Kind. En als wij proberen die zelfde gesteltenis aan te nemen, zo te zijn als Hij, dan kunnen we Hem ontmoeten, Hem ervaren.
500 jaar geleden kwam keizer Maximiliaan von Habsburg naar Amsterdam om neer te knielen bij de heilige Hostie en de Omgang te doen uit dankbaarheid voor zijn genezing. Hij heeft de keizerskroon aan het wapen van Amsterdam gegeven als eerbewijs aan het mirakel van Amsterdam en om te erkennen dat de Heer onder de gedaante van het Brood zijn Heer en koning was.
De afgelopen week kwam zijn afstammeling, de huidige aartshertog, prins Karl von Habsburg. Hij knielde eenvoudig neer aan de voeten van het uitgestelde sacrament in de Begijnhof. Ook wij zijn vanavond naar Amsterdam gekomen om de aloude route van de Stille Omgang te gaan. Misschien is het voor U de eerste keer, misschien is het een vaste traditie en heeft u dit al vele keren mogen beleven.
Maar toch is elke keer uniek, omdat we zelf anders zijn, met nieuwe ervaringen, nieuwe vragen, nieuwe problemen en dus ook is dit een nieuwe kans om geraakt te worden door de liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad. Het thema is dit jaar: “Met hernieuwde blik en hart opzien in verwondering naar het gelaat van Christus, aanwezig in de Eucharistie”. Dat wens ik U van harte toe, dat U een antwoord mag krijgen, een innerlijk licht, een nieuw vertrouwen, terwijl U de Stille Omgang doet.
Het is een kwestie van geloof en van vertrouwen. Soms gaat dat heel gemakkelijk: je wordt geraakt van binnen, Gods aanwezigheid is bijna tastbaar voor je. Maar vaak ook hebben mensen - en daaronder zijn grote heiligen geweest – heel erg in het duister getast: zij zouden God zo graag wat meer ervaren hebben, maar alles bleef donker, zonder geestelijke warmte en licht. Toch hielden zij vol, Dat maakte hun leven alleen maar waardevoller:
Zij lieten zich nietdoor een geestelijke nacht en duisternis uit het veld slaan. Andere mensen worden overvallen door het kwaad wat in de wereld gebeurt: Waarom moesten van de week die jonge kinderen in de bus het leven laten? We willen aan hen denken en voor hen bidden, maar het antwoord weten wij niet.
Waarom kon iemand als Robert M. zoveel heel jonge kinderen zo vreselijk misbruiken? Waarom moeten honderdduizenden mensen vluchten, is er oorlog, agressie, geweld? De eerste lezing uit het Oude Testament had het er al over dat zelfs de priesters zich schuldig maakten aan gruweldaden. Er is misschien veel over te zeggen, maar uiteindelijk is het kwaad en het lijden toch ook een mysterie.
Je kunt daar op een gegeven moment heel erg van onder de indruk geraken: het is zo onaanvaardbaar dat het gebeurt, je kunt er boos om worden of gedeprimeerd, je loopt dan in het donker, in het duister van de nacht, zoals we dat straks letterlijk gaan doen, maar je moet toch verder, je moet weer tot vertrouwen komen, niet blijven steken in je pijn, in je verdriet, maar het doel van je reis voor ogen houden, positieve kracht zoeken en vragen en met hernieuwde blik en hart opzien in verwondering naar het gelaat van Christus.
Laten we dat vannacht vragen als een genade, een gave van God, voor onszelf en allen die ons dierbaar zijn, voor de Kerk en heel de mensheid: dat we ons niet zo laten imponeren door het kwade, door het lijden, door de negatieve dingen, dat we het vertrouwen verliezen, dat we altijd toch meer het licht mogen zien dan de duisternis, meer de goedheid en barmhartigheid van God dan de macht van het kwaad en de duivel. Ja dat we steeds weer de draad zullen oppakken van onze pelgrimstocht naar de Heer en met een hernieuwde blik en een nieuw hart mogen opzien naar het gelaat van Christus, die we ontmoeten in de Eucharistie.
AMEN