Arsacal
button
button
button
button


Neem je kruis op... een uitnodiging tot vertrouwen

23e zondag door het jaar

Overweging Preek - gepubliceerd: zondag, 8 september 2013 - 1426 woorden
OP het Sint Pietersplein voor het Angelus na de Mis in de Friezenkerk
OP het Sint Pietersplein voor het Angelus na de Mis in de Friezenkerk

Deze zon­dag was ik in de Friezen­kerk met de mede­wer­kers van het bisdom Haar­lem-Am­ster­dam, pelgrims uit Steyl (SVD-missiehuis), De Jong Intra tours en het Midden­koor uit Katwijk dat de vie­ring prach­tig opluisterde. Ik hield daarbij de volgende homilie (daarna volgt ook het uni­ver­seel gebed dat werd uit­ge­spro­ken:

homilie

Paus Fran­cis­cus heeft er nog niet zo lang gele­den naar verwezen:
één van de oude tradities van de kerk van Rome
is het verhaal van Sint Petrus
die Rome wil verlaten
als daar de christen­ver­vol­ging losbarst.
Als Petrus zich buiten de stad op de Via Appia bevindt,
komt hem iemand tegemoet
die hij - als die dich­ter­bij komt - als zijn Heer herkent,
die opnieuw het zware kruis draagt.
En dan spreekt Petrus die beroemde woor­den:
“Quo vadis, Domine?”
“Heer, waar gaat gij heen?”
De Heer ant­woordt hem dan
dat Hij naar Rome gaat
om zich opnieuw te laten kruisigen;
Petrus begrijpt de bood­schap, enigszins beschaamd,
hij keert zich om, gaat terug en blijft bij zijn mensen
in die tijd van be­proe­ving
en zal tenslotte hier vlakbij,
bij de Vati­caanse heuvel,
de kruis­dood onder­gaan.

Dit was typisch Petrus;
of moet ik zeggen:
dit is typisch een mens:
keer op keer
een beetje zwak,
maar wel vol goede be­doe­lin­gen?

Want Petrus was al eer­der angs­tig geweest,
toen bij die storm op het meer;
en hij had zijn Meester ooit bestraffend toe­ge­spro­ken
toen die over Zijn lij­den en kruis begon
- nee, dat mocht niet gebeuren,
kruis en lij­den horen er niet bij -;
en hij was weggevlucht
toen het lij­den begon
en Jezus aan ver­ho­ren en mar­telingen werd onder­wor­pen;
toen had hij al tot driemaal toe gezegd
dat hij die hele Jezus beslist niet kende
en dat hij niets met Hem te maken had.
En dat was dus degene die die­zelfde Jezus
kort tevoren tot hoofd van de Kerk had aan­ge­steld:
“Gij zijt Petrus
en op deze steenrots zal ik mijn kerk bouwen”.
Nou ja, zo’n vre­se­lijke harde, sterke rots was hij dus niet!
Petrus was er later,
bij een ver­schij­ning van de verrezen Heer
nog even, heel zacht­moe­dig, aan herinnerd
door een drie­vou­dige vraag:
“Petrus, hebt je Mij lief?
Weid dan Mijn schapen”

Het is zó men­se­lijk, zo be­grij­pe­lijk!
Hoe vaak over­komt het óns niet
dat andere mensen ons tegen­val­len,
dat we ons door hen in de steek gelaten voelen
in moei­lijke tij­den,
zoals Jezus door Petrus;
en mis­schien hebben we allemaal
ook wel momenten gehad
waar­van we - terug­kij­kend - denken:
ik had er eigen­lijk wel iets meer
voor die of die mogen zijn.
Ik ben ook een beetje weggevlucht
toen die persoon moest lij­den.

Dat gebeurt in ieder geval veel.
Toen ik pastoor was
ver­tel­den erns­tig zieke mensen
me wel,
dat één van de meest pijn­lijke dingen was
- als ze een wan­de­lingetje maakten -,
dat mensen die hen ken­den
en die hen dui­de­lijk in de gaten had­den,
gauw een straatje omliepen
om hen niet tegen te hoeven komen,
waar­schijn­lijk ook
omdat ze niet goed wisten wat ze moesten zeggen.

Een erva­ring van mijn tijd als pastoor was ook
dat een verzoek om eutha­na­sie
nogal eens een keer de uitdruk­king was
van een gevoel tot last te zijn,
er niet meer bij te horen,
te veel te zijn,
een rem te zijn op het leven van anderen
of zelfs niet bemind te wor­den..
Dat is verschrikke­lijk jammer,
want het zijn: liefde en het geven van tijd
en dat juist de zwaksten er echt en van harte mogen zijn,
die onze samen­le­ving mens­waar­dig en men­se­lijk maken

Het is een heel men­se­lijk trekje:
wij willen het lij­den vermij­den,
het maakt ons al heel onzeker
als er met onze ge­zond­heid iets niet in orde is,
we praten er niet graag over
en dat gaat zover dat voor ons het lij­den
er eigen­lijk niet mag zijn,
ja, dat we God als het ware de schuld geven
dat Hij niet iets gedaan heeft
om het lij­den te voor­ko­men.
Niets in het leven
doet ons zozeer vragen naar het “waarom?”
als het lij­den!

Toch zegt Jezus ons in het evan­ge­lie van vandaag
dat je het lij­den en dus ook het offer
niet uit je leven mag bannen,
dat je Zijn leer­ling niet kan zijn
als je je kruis niet draagt
en dat je je inner­lijk moet bevrij­den
van iedere gehecht­heid aan wat je bezit
en daar horen niet alleen onze auto en vakantie bij,
of ons huis en onze baan,
maar ook onze familie,
onze ge­zond­heid en of we lang of kort zullen leven.

“Zo kan niemand van u mijn leer­ling zijn
als hij zich niet losmaakt
van al wat hij bezit”.

Dat is nogal wat!

Het is zeker en dui­de­lijk
dat we dit beslist niet ineens kunnen,
het is mis­schien meer nog een rich­ting om te gaan,
dan een doel wat je bereikt moet hebben;
het is een weg die met ver­trouwen en overgave en offerbereid­heid
te maken heeft.
Gelukkig is Petrus een heilige gewor­den
en heeft hij tenslotte toch de moed gehad
het kruis te aan­vaar­den
zon­der weg te vluchten,
al ging dat bij hem dus zeker niet van­zelf.
Ach, de Heer wist na­tuur­lijk wel
wat voor vlees Hij in de kuip had
toen Hij Petrus uitkoos
om de rots van de Kerk te zijn.

Dat mag ons gerust stellen.

Maar het is dus wél een rich­ting
die ons hier gewezen wordt.
Als je iets over­komt,
probeer om niet in de slacht­of­fer-rol te kruipen,
jezelf beklagend, anderen verwijtend,
God verwijtend
wat jou is aan­ge­daan.
Ik begrijp dat dit in bepaalde situaties
heel dicht op ons hart kan liggen,
we willen er eigen­lijk niet aan,
dat ons dit over­komt,
maar we wor­den ge­roe­pen
om niet weg te kijken,
onze ogen niet te sluiten,
ons niet te fixeren op dat dit er eigen­lijk niet mag zijn,
maar er iets posi­tiefs mee te doen,
het tot een offer te maken, een gave, een bijdrage,
een fun­dament om een bouw­werk op te kunnen bouwen,
een leger om een oorlog mee te kunnen winnen
om even in de beeld­spraak van het evan­ge­lie
te blijven.

We hebben bij ons in het bisdom Haar­lem
helaas nogal wat met ziekte en lij­den te maken gehad
in de laatste maan­den.
Er zijn ver­schil­lende zieken.
Twee mensen hebben kanker
en dat is een heel gevecht;
ze doen het allebei wer­ke­lijk gewel­dig,
bewon­de­rens­waar­dig, met geloof en moed
- de mensen van ons bisdom weten dat -,
ze geven daardoor allebei heel veel
aan de mensen die om hen heen staan,
al hebben ze het na­tuur­lijk vaak moei­lijk,
dat is niet meer dan heel logisch,
het is ook een zware weg.

Jezus heeft Zijn lij­den en kruis
op een po­si­tie­ve manier ingezet;
ze wer­den tot offer,
we zijn erdoor verlost.
Paulus zegt dat wij door ons lij­den
Zijn lij­den aanvullen.

Dit blijft een uit­no­di­ging
die vaak haaks staat op ons men­se­lijk gevoel,
haaks ook op onze westerse samen­le­ving
die ervan uitgaat dat alles perfect en leuk moet zijn
en waar eigen­lijk de vraag is gewor­den
of wij nog wel ver­der willen.

Het blijft een uit­no­di­ging aan ons allemaal
tot geven wat je te geven hebt,
tot ver­trouwen en je toe­ver­trou­wen
aan de Heer die boven allen staat
- ook boven lij­den en dood -
en die er zorg voor draagt dat het Leven overwint. Amen.

GEBED VAN DE GELOVIGEN (Voor­bede)


Bis­schop: Laten we met ver­trouwen bid­den tot de Vader in de hemel en ons­zelf, de Kerk en heel de wereld aan Hem toe­ver­trou­wen.

  1. Bidden we om Gods zegen en genade voor paus Fran­cis­cus en voor de her­ders van de Kerk, dat zijn niet bang zijn en met kracht zullen opkomen voor het evan­ge­lie. Laat ons bid­den.
  2. Voor de bevol­king van Syrië, van heel het Midden-Oosten en van alle lan­den waar oorlog en geweld aan de orde van de dag zijn; voor onze mede-gelo­vi­gen in die lan­den; om vrede en ver­zoe­ning, om vrij­heid en recht­vaar­dig­heid voor ie­der­een. Laat ons bid­den.
  3. Dat er aan­dacht en liefde mag zijn voor allen die lij­den, ook in onze maat­schap­pij en in onze eigen omge­ving. Laat ons bid­den.
  4. Voor ons­zelf en allen die ons dier­baar zijn: dat we het lij­den dat op onze weg komt een goede plaats zullen weten te geven, dat we met ver­trouwen en een zekere overgave in het leven mogen kunnen staan; voor de zieke bisdom-mede­wer­kers Wim en Stefan en alle zieken; voor allen aan wie wij gebed hebben beloofd. Laat ons bid­den.
  5. Voor allen die hier in de kerk der Friezen aanwe­zig zijn: voor hen die hier in Rome werken en voor allen die de eeuwige stad bezoeken, waar­on­der de mede­wer­kers van het bisdom Haar­lem-Am­ster­dam; dat de Heer ons allen zal zegenen, gelei­den en bewaren. Laat ons bid­den.


Bis­schop: Aanvaard, goede God, onze gebe­den
en geef dat wij nooit het ver­trouwen zullen verliezen
dat zo rijk wordt beloond, door Christus onze Heer.

Terug