Arsacal
button
button
button
button


Retraite priesters en diakens bisdom Roermond

Hartelijke felicitaties aan mgr. Bert van Megen

Nieuws - gepubliceerd: vrijdag, 14 maart 2014 - 1163 woorden
hoofdingang van het imposante abdij complex van Rolduc
hoofdingang van het imposante abdij complex van Rolduc

Het is sinds een jaar of twin­tig traditie in het bisdom Roermond dat in de eerste week van de veer­tig­da­gen­tijd op Rolduc een retraite wordt gehou­den voor de pries­ters en diakens. Dit jaar was mij gevraagd die retraite te geven over de Con­sti­tu­tie Lumen Gentium van het tweede Vati­caans Concilie, omdat het dit jaar vijf­tig jaar gele­den is dat dit be­lang­rijke do­cu­ment is ver­sche­nen.

Naast pries­ters en diakens van het Roermondse waren ook enkele Brabantse pries­ters en diakens aanwe­zig en mgr. dr. Bert van Megen, die twee dagen voor het begin van de retraite door paus Fran­cis­cus tot aarts­bis­schop was benoemd en tot Nuntius van (Noord-)Sudan en Eritrea, een gebied waar­mee hij bij­zon­der goed op de hoogte is, omdat hij daar eer­der al werk­zaam was. Zodoende had­den we gelijk gelegen­heid om hem van harte te fe­li­ci­te­ren, hem Gods zegen toe te wensen en voor hem te bid­den en de Mis op te dragen.

Eén van de preken die ik bij de Eucha­ris­tie­vie­ring heb gehou­den ging over het gebed dat de Heer ons heeft geleerd, het Onze Vader, naar aan­lei­ding van de evan­ge­lie­le­zing van dins­dag in de eerste week van de veer­tig­da­gen­tijd.

homilie

Het is een gebed dat we zo vaak bid­den,
dit gebed van de Heer
en het bevat alles ,
“continet omnia”,
wat tot de chris­te­lijke hou­ding en levens­stijl behoort.
Het Onze Vader is kort,
een paar regels maar
en dat wordt door Jezus zelf verant­woordt:
“Gebruik geen veel­heid van woor­den,
want al vóór je Hem vraagt,
weet je hemelse Vader
wat je nodig hebt”.

Het is niet zo dat je
door mooie zinnen, bepaalde woor­den
God moet zien te vermurwen
om jou ter wille te zijn.

In een van de pa­ro­chies waar ik geweest ben
was er een acoliet, een goede jongen,
maar hij dacht dat hem
allerlei ongelukken zou­den over­ko­men,
als hij niet dit en dat gebed precies
op deze en die manier had gedaan.
Hij dacht dat hij onheil over zich afriep
als hij niet precies zijn eigen kleine ritueel
had afge­werkt.

Dat doet me denken aan Maarten Luther
die - volgens som­mi­ge historici -
een gelofte aflegde om in het klooster te gaan
toen hij zich in een bos
in een verschrikke­lijk onweer bevond,
als hij daar weer veilig uitkwam.
Hij vroeg zich af: “ Wie krieg ich ein gnädiger Gott?”.
Hoe krijg ik God zover dat Hij mij gena­dig is?
Zo is het dus niet.
En het is ook veel mooier om het
van een heel andere kant te bena­de­ren.
God kent je door en door.
Hij heeft je in het leven ge­roe­pen
en Hij geeft je iedere dag opnieuw
alles wat je nodig hebt.
Het is zo goed om eens na te gaan voor jezelf
hoe God je geleid heeft,
hoe Hij je bewaard heeft,
hoe Hij je gebracht heeft
tot op deze dag.
Als je goed kijkt zul je allerlei momenten kunnen ont­dek­ken
waarop Hij een soort wen­ding
aan je leven heeft gegeven,
waarop Hij in feite met je bezig is geweest,
waarbij Hij je bewaard heeft
voor een ver­keerde weg
die je ge­mak­ke­lijk had kunnen opgaan,
waarbij Hij je in contact heeft gebracht
met iets nieuws en iets goeds dat je geraakt heeft,
en waarbij Hij je nieuwe wegen heeft gewezen.
Als je dat nagaat, word je gewoon heel dank­baar
en nogmaals: de dank­baar­heid
is een bron van vreugde, van vrede en van nede­rig­heid.
Als je dank­baar bent,
heb je geen behoefte om kwaad te wor­den,
heb je geen reden om jezelf te verheffen,
je leeft van Gods gaven.
God weet het al, Hij kent je al,
al voordat je je mond opent.
Je hoeft Hem niet om te praten,
niet met veel woor­den en moeite over te halen,
Hij heeft je lief
en alles wat Hij tegen­over jou zal doen,
zal door die Liefde geïnspireerd zijn.

Mis­schien ben je teleur­ge­steld,
is het niet zo gelopen
als je gehoopt had.
Mis­schien is er dus ergens
een diepe teleur­stel­ling in je hart.
Bid dan maar dit “Onze Vader”:
alleen al door het bewust uit­spre­ken van die woor­den
kun je niet lan­ger over jezelf gebogen zijn.
Dit gebed nodigt je uit
om het los te laten,
jezelf los te laten
en in die grote ruimte te gaan staan
van God onze Vader.

Vandaar dat het gebed
dat de Heer ons heeft gegeven
begint met de woor­den:
“Onze Vader”.
Doordat dit gebed met “onze Vader”begint
(en niet met “mijn Vader”),
leert Jezus ons dat we verbon­den zijn
met anderen, dat we in ge­meen­schap zijn,
dat je bidt als lid van de ge­meen­schap van de mensen,
van de ge­meen­schap van de Kerk.
Je kunt niet bid­den
als je alleen met jezelf bezig bent,
als je God en je naaste uit het oog verliest.
Je gebed zal leeg en waardeloos zijn
als je zon­der liefde voor de naaste bent.
En Jezus leert ons God
ver­trouw­vol aanspreken als “Vader”.
Het kan zijn dat de een of ander
geen of geen plezierige her­in­ne­ringen
aan zijn aardse vader heeft,
en dat het niet ge­mak­ke­lijk is
om iemand anders als vader te zien
omdat dit woord geen po­si­tie­ve gevoelens oproept,
maar hier in dit gebed is het de uitdruk­king
van het besef
dat God vol liefde voor ons is
en weet wat we nodig hebben,
het betekent dat Hij voor ons zorgt
en dat je dus bent uit­ge­no­digd
om te rusten
in wat je gegeven is;
wees tevre­den
en geloof!
God is een Vader,
zoals een Vader in optima forma zou zijn.

Het Onze Vader leert ons dus ook
niet ons­zelf in het gebed centraal te stellen.
Als kin­de­ren leer­den wij
dat we de dankzeg­ging na het ont­van­gen
van de heilige communie
niet mochten beginnen met iets te vragen,
maar dat je God eerst moest aanbid­den,
die in het Sacra­ment bij je was geko­men,
dat je Hem dan behoorde te danken
en dat je je Zijn gaven in her­in­ne­ring moest roepen.
Pas na de aanbid­ding en de dank,
zou je iets kunnen vragen.
Zo is het Onze Vader ook opge­bouwd.
De eerste helft van dit gebed
bestaat erin
dat je jezelf in Gods te­gen­woor­dig­heid plaatst,
dat je Hem eert en aanbidt:
Onze Vader die in de hemel zijt,
Uw Naam worde geheiligd,
Uw rijk kome,
Uw wil geschiede....
Pas daarna komen de vragen,
maar ook die vragen zijn niet gericht
op ons materieel wel­zijn,
maar we vragen dat God ons geeft
wat we nodig hebben:
het dage­lijks brood
en op gees­te­lijk niveau:
de ver­ge­ving van onze schuld.
En dan keert het gebed weer terug naar de naaste:
de ver­ge­ving die wij van God ont­van­gen,
moet ons ertoe brengen
aan anderen te ver­ge­ven
en de ver­ge­ving die wij aan anderen schenken,
zal ook onze ver­ge­ving bewerken.
De barm­har­tige liefde
die wij in God ont­moe­ten,
moet de leidraad van ons han­de­len zijn
tegen­over anderen;
en de barm­har­tige liefde die wij betonen,
de ver­ge­ving die wij schenken
zal opnieuw Gods ver­ge­vende liefde oproepen.

Als je bedenkt en beseft hoeveel je hebt gekregen,
wat God je heeft ge­schon­ken,
onver­diend, je had er geen recht op,
zou je dan ook niet iets
van die barm­har­tige liefde willen uitstralen
naar de mensen om je heen?
AMEN.

Terug